Wim Voermans is één van de meest toonaangevende hoogleraren op het gebied van staats- en bestuursrecht en Geerten Waling is een generatiegenoot van mij en werkzaam als historicus. Samen hebben zij het boek “Gemeente in de genen” geschreven. Geen zin om te lezen? In deze podcast gaat Waling uitgebreid in op de stellingnamen die in het boek naar voren komen en ook is hij langs geweest bij Buitenhof. Het boek is een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in lokale democratie. Op toegankelijke wijze komen alle thema’s en onderwerpen langs die op lokaal niveau spelen. Bijzonder is de humoristische en populaire manier van schrijven. In een interview met de NRC gaan de heren daar uitgebreid in op waarom dit binnen het gemeenterecht zo weinig gebeurt. Onderwerpen als “lokale autonomie en medebewind” verdienen het wat mij betreft zonder meer om met meer flair te worden behandeld.
Stellingnames
Los van de stijl valt het boek op door de duidelijke stellingnames. Het centrale vraagstuk is of de lokale democratie nog bestaansrecht heeft in de huidige vorm. Landelijke politieke partijen hebben moeite om politici te vinden die in de raad zitting willen nemen, steeds minder mensen gaan naar de stembus en in veel gemeentes wordt de raad geplaagd door schandalen en onderlinge ruzies. Bestuurders (verenigd in het collectief “Code Oranje”) praten zelfs over het vervangen van de gemeenteraad door andere vormen van democratie zoals “een raad gebaseerd op lotingen”. De lokale democratie is op sterven na dood en zou gered moeten worden.
Waling en Voermans delen die opvatting niet. De auteurs vallen “de hoogopgeleide, professionele bedrijfsleiders” aan die “zich ergeren aan amateuristische pottenkijkers” en naar de mening van de auteurs ten onrechte roepen dat de lokale democratie in gevaar is. Volgens beide heren gaat het juist goed met de lokale democratie. Met de opkomst van de lokale partijen krijgen ook lager- en middelblaaropgeleide inwoners de kans om zitting te nemen in de raad. Dat maakt de raad divers en een betere afspiegeling van de Nederlandse samenleving.
Het werkelijke probleem zit hem volgens de auteurs in de schaalvergroting die plaatsvindt door gemeentelijke herindelingen. Deze zouden voornamelijk ingegeven zijn door duurbetaalde consultants als Twynstra Gudde en Haagse politici die “het afknijpmodel” hanteren om hun eigen begrotingen te ontlasten. Het gevolg van de herindelingen is dat de kloof tussen professionele bestuurders in de gemeentelijke top en de amateurs in de raad groter wordt. Amateurs beschikken niet over de ervaring en de kunde om grootschalige en complexe projecten te controleren. Tegelijkertijd wordt de afstand tussen raad en bevolking groter. Geen inwoner weet meer wie de mensen zijn die in de raad zitten. De technocratisering van het gemeentebestuur bedreigt de lokale democratie. Als de technocratisering gestopt wordt dan kan de gemeente weer teruggegeven worden aan de eigenaars: de burgers, zo redeneren de Voermans en Waling.
Gaat het echt zo goed met de democratie?
De kritiek van Waling en Voermans is verfrissend, maar schiet naar mijn mening op een aantal punten te ver door. Schelden op machtsgeile bestuurders, schaalvergrotingen waar niemand op zit te wachten en duurbetaalde consultants doet het in deze post-Fortuyntijd altijd erg goed. Maar is het ook terecht? De realiteit is dat het Nederland van 2018 in geen enkel opzicht meer lijkt op dat van 1900. De uitdagingen waar gemeente voor staan worden niet alleen complexer omdat gemeenten groter worden, maar ook omdat de samenleving als geheel zich blijft ontwikkelen. Of wij het leuk vinden of niet: gemeenten worden nou eenmaal geconfronteerd met vraagstukken die dorpsaangelegenheden overstijgen. Wat nou als professionalisering van het gemeentebestuur er voor zorgt dat de uitdagingen van deze tijd dichtbij huis aangepakt kunnen worden? Dat betekent dat de lokale democratie wel degelijk in crisis is. Zij maakt simpelweg niet dezelfde ontwikkeling door als de rest van de samenleving.
De klassieke representatieve democratie gaat uit van volksvertegenwoordigingen die bevolkt worden door capabele politici die bepaalde politieke ideologieën en deelbelangen van specifieke achterbannen vertegenwoordigen. Als de uitdagingen van een gemeentebestuur complexer worden, dan gaan de verwachtingen waaraan de ‘capabele politici’ moeten voldoen ook omhoog. Van een raadslid anno 2018 kan best wel het één en ander verwacht worden en politieke partijen hebben ook de verantwoordelijkheid om kwalitatief sterke kandidaten te leveren. Daar zijn werving & selectie methodes voor nodig waar lokale partijen slechts zelden aan kunnen voldoen. Landelijke partijen beschikken vaak wel over deze methodes, maar kampen met een sterke terugloop in ledenaantallen. De vijvers waar zij uit vissen worden elk jaar kleiner.
De uitdaging van deze tijd
De positie van de gemeenteraad is in het geding. De auteurs merken op dat in de praktijk in de meeste gemeenten de Gemeenteraad al lang niet meer aan het hoofd staat, ondanks dat de Grondwet dat wel zo bepaalt. De opkomst van steeds meer politieke amateurs enerzijds en de steeds groter wordende takenpakketten van gemeentes anderzijds bieden wel degelijk aanleiding om te kijken hoe de raad weerbaarder kan worden. Natuurlijk horen scheldpartijen bij politiek, maar geen enkele bestuurder vindt het leuk als elke gemeenteraadsvergadering tot een gênant kerstdiner verwordt. Dan moet men niet verbaasd zijn als de rol van de raad gemarginaliseerd gaat worden. De oplossing hoeft ook niet te liggen in deliberatieve democratie of radicale vormen van burgerparticipatie zoals bestuurders nu bepleiten. Er zijn talloze methodes te bedenken om de mening van inwoners te peilen en hun inspraak op waarde te schatten zonder dat het halve dorp naar het inspraakhalfuurtje hoeft te gaan van de raadsvergadering.
De oplossing?
In een eerdere blog pleitte ik voor “het meer politieke kleur bekennen van de gemeenteraad”, geïnspireerd door het werk van Tom van der Meer waar Voermans en Waling ook veelvuldig naar verwijzen. De raad moet zich meer buigen over “de grote lijnen” en minder bezig houden met de technische details van de steeds complexer wordende projecten. Het is niet erg dat gemeenten groter worden, als daardoor raadsleden ook professioneler en politiek vaardiger kunnen worden. Als er meer op het spel staat en de campagnes professioneler worden, zullen mensen ook sneller naar de stembus gaan tijdens raadsverkiezingen en is het probleem van het gebrek aan legitimiteit verholpen. Als de afstand vergroot wordt, zal het vertrouwen van burgers in politici inderdaad dalen. Mensen hebben nou eenmaal meer vertrouwen in hun buurman dan iemand die zij alleen van TV kennen. Maar zoals Tom van der Meer ook betoogt: een democratische samenleving is er bij gebaat als burgers sceptisch zijn richting hun politici. Een laag vertrouwen in politici is geen teken dat inwoners geen vertrouwen meer hebben in het functioneren van de democratie. Integendeel: in een goed functionerende democratie wantrouwen burgers de zittende macht altijd. Dat dwingt politici alleen maar meer om rekenschap af te blijven leggen en hun positie nooit als gegeven te beschouwen.