“Er bestaan geen socialistische stoeptegels, liberale lantaarnpalen of christendemocratische verkeersdrempels” is een veelgehoorde opmerking rondom de gemeenteraadsverkiezingen. Veel lokale partijen wijzen met trots erop dat zij geen ideologische uitgangspunten kennen. Zij zijn van de praktische politiek en zoeken oplossingen voor problemen waar de burger mee geconfronteerd wordt. Politieke filosofische discussies zijn daarbij onnodig. Een prijzenswaardige opstelling of één met verborgen negatieve gevolgen?Wat mij betreft dat laatste. In deze blog wil ik kort ingaan waarom dat problematisch is en a.d.h.v een voorbeeld aangeven hoe dat makkelijk anders kan.
De crisis van de lokale democratie
Verschillende auteurs (o.a Voermans & Waling en Bolkestein & Fennema) constateren dat de positie van de gemeenteraad onder druk staat. Dat is goed te verklaren. Een gemeenteraad is een vorm van lekenbestuur. Deze bestaat uit doorsnee inwoners die naast hun dagelijkse bezigheden maar beperkt tijd hebben om alle stukken te lezen. De professionele bestuurders en ambtelijke organisatie hebben weinig moeite om over dit lekenbestuur heen te walsen als dat in hun ogen nodig is.
Niet verwonderlijk. De professionals kunnen (als experts) altijd beter oplossingen voor technische en praktische problemen bedenken dan de amateurs in de raad. Een gemeenteraad dat alleen problemen van inwoners wil oplossen hoeft weinig te doen. Kwestie van doorgeefluik zijn tussen inwoners en professioneel bestuur. Feitelijk is het college daarmee het belangrijkste orgaan van de gemeente geworden.
Volgens de Grondwet staat echter niet het college van B&W aan het hoofd van de gemeente, maar de raad. Dat is belangrijk: uiteindelijk zijn het de inwoners van de gemeente zelf die bepalen welke kant het opgaat met de gemeenschap en niet experts van buiten!
Dat de gemeenteraad geen beste positie heeft is zorgwekkend met het oog op de toekomst van de lokale democratie. Steeds minder kiezers weten de weg naar de stembus te vinden tijdens gemeenteraadsverkiezingen (“het maakt toch niet uit wat ik stem”) en daarnaast is het voor veel inwoners niet interessant om zich kandidaat te stellen. Het moet wel echt over iets gaan willen mensen meerdere vrije dagen per maand besteden aan de lokale politiek. De lokale democratie verkeert daardoor in een legitimiteitscrisis en kampt met selectieproblemen en een tekort aan kandidaten.
Gebrek aan zeggenschap creëert ook gebrek aan interesse
Waarom vinden kiezers en politici het niet interessant om voor doorgeefluik te spelen? Wellicht omdat zowel politici als kiezers graag invloed willen uitoefenen op de besluiten die genomen worden. Wat in dat opzicht ook niet bijdraagt is dat de gemeenteraad vaak een grote grijze massa is waarin de verschillende partijen en leden het op hoofdlijnen opvallend vaak met elkaar eens zijn. Meningsverschillen zijn er wel, maar vinden vaker hun oorsprong in de persoonlijke sfeer dan vanwege botsende politieke visies.
In veel gevallen fungeert de raad voornamelijk als legitimeermachine voor het collegebeleid. Het politieke debat vindt plaats “in de achterkamertjes” tussen technici en bestuurders. Om die reden heb ik al eerder betoogd dat veel gemeenteraden er weer goed aan doen om hun oorspronkelijke taak op te pakken. Politiek kleur bekennen, kaders stellen en richting aangeven. Niet gaan bemoeien met de precieze plaatsing van lantaarnpalen of tot in de lengte der dagen gaan vergaderen met dezelfde tien inwoners en klankbordgroepen. Laat de experts oplossingen bedenken voor problemen en laat politici met elkaar discussiëren over de grote lijnen. Leden van de raad moeten die rol wel durven op te eisen!
Politieke discussies en rioleringen
Maar hoe kan de gemeenteraad dat doen als er op lokaal niveau geen sprake zou zijn van grote politieke vraagstukken zoals veel lokale politieke partijen stellen? Door te beseffen dat er vaak wel degelijk sprake is van politieke keuzes. Ook wanneer het gaat om technische besluiten.
Een goed voorbeeld daarvan is te vinden in de riolering. De gemeenteraad moet conform artikel 4.22 Wet Milieubeheer een rioleringsplan opstellen. Dit is een wettelijke verplichting waarin de gemeenteraad aangeeft hoe men om wil gaan met o.a de afvoer van hemelwater en wanneer welke riolering aan vervanging toe is. Voor gemeenteraadsleden is dit doorgaans geen spannende materie. Niet verbazingwekkend wordt er ook weinig over gedebatteerd in de raden. Het plan komt in veel gemeenten tot stand in samenwerking met ingenieursbureaus, ketenpartners, input van andere overheden en gespecialiseerde ambtenaren. Het college stuurt een dik pak papier op naar de gemeenteraad met de aantekening dat “het waterschap ook erg tevreden is over de gevolgde procedure en de gemeentelijke afstemming” en “verdere vertraging van dit plan tot onacceptabele risico’s leidt” daarna stemt de raad niet zelden unaniem met het plan in.
Technocratischer dan een rioleringsplan wordt het wellicht niet. Toch staan aan de vaststelling van elk rioleringsplan tal van beleidskeuzes centraal waar bij uitstek de gemeenteraad fel over zou kunnen discussiëren en waar inwoners ook bij betrokken kunnen worden. Zonder dat men alle technische details van het plan hoeft te bestuderen!
Riolering: milieu en belastingen
Een riolering heeft een grote impact op het milieu. Zeker nu door klimaatverandering en vaker voorkomende hevige regenbuien de afvoer van hemelwater steeds urgenter wordt. Tegelijkertijd drukt de riolering stevig op de gemeentelijke begroting. Bekostiging van de riolering is voor elke gemeente dan ook een vraagstuk waar zij zich in vast moeten bijten. In Nederland is de rioolheffing gemiddeld genomen 190€ maar in sommige gemeentes kan die al naar de 400€ per jaar gaan. Ook verschilt het per gemeente wie de heffing betaalt en op basis waarvan deze tot stand komt. Het komt voor dat de heffing in strijd is met het beginsel van “de vervuiler betaalt”, waar bijvoorbeeld de eigenaren van woningen en bedrijfspanden belast worden en niet de gebruikers van de riolering.
Vanwege de forse kosten zijn rioleringen een geliefde post om mee te nemen in een bezuinigingsopgave als er tijden van crisis zijn. Investeringen die gedaan moeten worden om de kwaliteit van de riolering op peil te houden worden uitgesteld. Feitelijk wordt daarmee de last naar een toekomstige generatie overgedragen. Fijn voor de wethouder die daarmee de begroting rond krijgt, minder fijn voor een toekomstig bestuur dat geconfronteerd wordt met een grote financiële uitdaging.
Rainproof maken van gemeenten is de afgelopen jaren een hot topic geworden. Wateroverlast door stortbuien en (ernstige) milieuverontreiniging door niet functionerende rioleringen zullen inwoners van steden steeds vaker kwellen. Om deze overlast te voorkomen vereist dit flinke investeringen. De vraag is of een gemeente bereid is om rainproof maken hoog op de agenda te zetten.
Kleur bekennen in de lokale politiek
Voor politieke partijen moet er een keuze gemaakt worden. Gaat een gemeente voor een verlaging van de lokale lasten? Versterking van het milieubeleid? Welke inwoners betalen daarvoor dan de rekening? En is het verantwoord om de rekening door te schuiven naar een toekomstige generatie?
Dat zijn vraagstukken waar een gemeenteraad – of zij nou verstand hebben van rioleringen of niet – wel degelijk over kunnen spreken. Dat zijn ook standpunten die men terug kan zien in verkiezingsprogramma’s en waar partijen lijnrecht tegen over elkaar kunnen staan. Een groene en linkse partij zou een heffing van 400€ voor (welvarende) huizenbezitters om het milieu te verstevigen wel degelijk te verantwoorden vinden. Een meer liberale partij zou daar hele andere gedachtes over kunnen hebben. Zonder expert te hoeven zijn op het gebied van waterwerken.
Als bij kiezers weer het besef komt dat er zelfs bij praktische zaken als rioleringsplannen grote, politieke discussies gevoerd kunnen worden dan zal het ook duidelijk worden dat de keuze die men maakt bij de stembus van invloed is. Dat besef ontbreekt momenteel. Politieke partijen zouden er in ieder geval baat bij hebben om het beeld te ontkrachten dat er geen “liberale of socialistische rioleringen” bestaan. Als men goed kijkt, ziet men dat die er wel degelijk zijn.