Recentelijk is het nieuwe werk “Grand Hotel Europa” van Ilja Leonard Pfeijffer uitgekomen en wordt o.a door de recensent van de NRC als “de roman van het jaar beschouwd” (vijf uit de vijf sterren). Ook de Trouw is lovend. Het boek is schitterend geschreven, maar is behoorlijk pessimistisch. Door massatoerisme zal Europa ten onder gaan. Een continent dat enkel nog kan teren op haar verleden heeft te weinig te bieden om stand te houden in het heden laat staan de toekomst.
Of je nou progressief of conservatief bent. Cultuurpessimisme is booming tegenwoordig. Het nieuwe werk van Michel Houellebecq (wederom vijf uit de vijf sterren van de NRC) is nog somberder dan al zijn voorgaande werken. Niemand in het Westen zal ooit meer gelukkig zijn, volgens de schrijver.
Dat pessimisme past bij een trend. Volgens het SCP somberen we tegenwoordig iets meer dan een jaar geleden. Waar begin 2018 er meer optimisten dan pessimisten waren, zijn die rollen in Nederland nu weer omgedraaid.
Het sentiment waarop dit pessimisme is gebaseerd wordt naar mijn menig goed verwoord door econoom Jaap van Duijn in zijn column in De Telegraaf (“de middenklasse is de dupe van de verandering”). Een krant die de afgelopen maanden sterk zijn best heeft gedaan om de lezers een somber gevoel mee te geven. Immigratie of het klimaatbeleid: de rekening die verandering meebrengt zal volgens de Telegraaf door de middenklasse betaald moeten worden en dat maakt de toekomst niet rooskleurig.
Optimisme als plicht
Optimisten zijn er gelukkig ook. Slechts een paar maanden geleden zei minister van Klimaat Eric Wiebes in zijn Zomergastenaflevering nog dat “optimisme een plicht was”. In zijn ogen zelfs de zweepslag van de vooruitgang.
Het optimisme van minister Wiebes wordt nu flink op de proef gesteld. De klimaatplannen stuiten op veel weerstand en het gasdebat heeft diepe littekens achtergelaten. Dat heeft helaas grote gevolgen voor de aanstekelijkheid van zijn idealisme. Is het wel terecht om te hameren op vooruitgang als de wereld ondertussen in brand staat?
In het Parool sprak Ruben Koops afgelopen weekend van “De Balkenende-valkuil”. Refererend aan Balkenende die door Femke Halsema klem werd gezet en “Laten wij blij zijn, laten wij optimistisch zijn!” begon te stamelen bij gebrek aan een antwoord op de problemen in het hier en nu. Koops vermoedt dat burgemeester Halsema met haar beroep op optimisme nu in dezelfde valkuil is getrapt. Een beroep op optimisme niet als leidraad, maar als zwaktebod.
Doemdenken: nuttig en zinloos tegelijkertijd
De rising star binnen de filosofie Maarten Boudry (tegenwoordig columnist in de NRC) laat onder meer in het zeer leesbare dubbelinterview met Steve Pinker een ander geluid horen. Hij houdt een pleidooi voor het vooruitgangsdenken maar dan gebaseerd op realisme. Hierbij neemt hij afstand van “naïef optimisme” maar ook nadrukkelijk van het pessimisme. Doemdenkers laten zich niet door de feiten leiden, maar verschuiven steeds de piketpaaltjes. Wat goed en beter gaat negeert men en problemen worden overtrokken.
Ik denk dat daar de kern van bovenstaande problemen in terug te vinden is. Iedereen heeft het volste recht zich zorgen te maken over de toekomst, verplicht optimistisch zijn lijkt mij te veel gevraagd. Maar somberen en tobben brengt zelden voorspoed. Zeker als je dan bewust de ogen sluit voor alle zaken die wel goed gaan.
Somberen en doemdenken leidt tot niets. Anticiperen op verandering en mogelijke tegenslag wel. Mensen die weerbaar zijn, ervaren minder stress door tegenslag en moeilijke situaties. Niet omdat er minder tegenslag op hun pad komt, maar omdat zij de tegenslag de baas kunnen zijn.
Individuen hebben tal van wetenschappelijk getoetste mogelijkheden om de eigen weerbaarheid te vergroten. Samenlevingen hebben dat in beginsel ook. Het is daarbij belangrijk dat onvrede en tegenslag al in een vroeg stadium zichtbaar wordt. Als onbehagen te lang door blijft etteren escaleert het tot een slopend conflict.
Weerbare samenleving
Ik pleit vaker om flink te investeren in een weerbare samenleving. Dat is een samenleving die om kan gaan met verandering, tegenslag en conflict. Deze samenleving is in haar kern optimistisch. Niet naïef optimistisch in de zin van “wat de toekomst brengt, zal best meevallen” maar realistisch in de zin van “we zijn goed genoeg voorbereid om elke uitdaging aan te gaan”. Essentieel is om de blik op de toekomst te houden en niet te blijven hangen in het verleden.
Doemdenkers en pessimisten hebben opmerkelijk een essentiële rol in een weerbare samenleving. Zij agenderen immers luidkeels de mogelijke bedreigingen die op ons pad komen. Maar de verlossing wordt gebracht door de mensen die de bedreigingen om weten te buigen naar mogelijkheden en nieuwe kansen. De uitdaging is om te leren omgaan met onvrede en conflict in de samenleving maar dit tegelijkertijd als wezenlijk onderdeel te beschouwen van de samenleving.
De weerbare samenleving vormt daarmee het beste medicijn tegen doemdenken, juist omdat het doemdenken niet domweg negeert maar een plaats biedt. Pessimisme over de toekomst zal altijd bij de samenleving horen en vervult dan ook een rol. De uitdaging is om de verleiding te weerstaan om het bijltje erbij neer te gooien en te blijven hangen in een geromantiseerde verleden. Geen enkele crisis of tegenslag wordt opgelost door terug te gaan naar de situatie zoals deze vroeger was.
Het einde van Europa?
In het eerder genoemde boek Grand Hotel Europa wordt Europa uiteindelijk begraven. Verbeeld als een oude, zeer kwetsbare vrouw, die in de laatste dagen van haar leven haarzelf had opgesloten tussen alle kunstschatten die getuigden van haar rijke en roemruchtige verleden. In de laatste momenten van haar bestaan heeft zij haar onderkomen verkocht aan de Chinezen en haar cultuur heeft weggeven aan vermogende oliesjeiks om hun drang naar consumentisme te stillen. Een treurig en droevig stemmend einde.
Zelf zie ik Europa liever als de jonge prinses die zij volgens de Griekse mythologie ooit was. Die zelfs nadat zij door oppergod Zeus ontvoerd was naar Kreta (en daar door dezelfde oppergod verkracht werd) het lukte om koningin van Kreta te worden en de oermoeder van de Westerse beschaving. Niet door in het verleden te blijven hangen, maar door tegenslagen te blijven overwinnen.