Krijgen wij een revival van de seventies?
De kabinetsformatie is in volle gang en veel partijen uit het maatschappelijk middenveld maken gebruik van de gelegenheid om hun belangen hoger op de agenda te krijgen. Demonstranten roepen op dat het weer tijd is voor “ouderwets actievoeren” . De term “burgerlijke ongehoorzaamheid” komt hierbij steeds vaker langs. Recent heeft een actiegroep genaamd “Code Rood” besloten dit tot het speerpunt van hun actievoeren te maken onder de noemer “Burgerlijke ongehoorzaamheid voor een beter klimaat”. Het begrip “burgerlijke ongehoorzaamheid” won in de jaren zestig van de vorige eeuw aan populariteit en speelde een belangrijke rol in de jaren zeventig om daarna weg te zakken. Staan wij aan de vooravond van een seventies revival qua actievoeren? In deze blog ga ik in op wat “burgerlijke ongehoorzaamheid” is, waarom het nu weer aan populariteit wint en wat de toekomst ons kan brengen.
Burgerlijke ongehoorzaamheid
Het is niet eenvoudig om een algemeen sluitende definitie van “burgerlijke ongehoorzaamheid” te geven omdat er geen consensus bestaat over wat wel en niet onder dit begrip valt. De definitie op Wikipedia “Burgerlijke ongehoorzaamheid is het opzettelijk overtreden van de wet of het negeren van bevelen van de overheid met een politiek doel” komt het dichtst bij de betekenis die de meeste mensen er aan geven, maar wordt door verschillende geleerden aangevuld en genuanceerd. Sommige denkers stellen bijvoorbeeld dat het gebruik van geweld nooit een vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid kan zijn. Het klassieke voorbeeld van burgerlijke ongehoorzaamheid is het weigeren van het betalen van belastingen omdat er door de belastinginner een oorlog mee gefinancierd wordt waar de belastingbetaler het moreel niet mee eens is. De achterliggende vraag is wat een actievoerder (die voor een belang opkomt) in juridisch en moreel opzicht onderscheidt van een doorsnee crimineel of belastingontduiker die de wet overtreedt.
Beroep op een morele overtuiging
Aan de noodzaak om tot burgerlijke ongehoorzaamheid over te gaan ligt altijd een morele overtuiging ten grondslag. Een persoon moet het gevoel hebben dat een wet of overheidshandelen ingaat tegen een bepaald moreel beginsel of belang. Dit maakt het concept burgerlijke ongehoorzaamheid al een stuk ingewikkelder, omdat elke actievoerder die opzettelijk de wet overtreed t overtuigd is van zijn of haar gelijk. De rechtsgeleerde Schuyt noemt hierbij dat het moet gaan om een moreel beginsel waar een brede, maatschappelijke consensus over bestaat en het moet niet terugvallen op een particulier belang of een privé overtuiging. Deze aanvulling is op scherpe kritiek komen te staan omdat elke verdediger van een particulier belang zich ook kan beroepen op een universeel belang. Een kraker kan een woning kraken omdat hij aandacht wil vragen voor de woningnood, maar hij kan ook dat ook voorwenden omdat hij (gratis) een woning wil hebben.
Een ander recent voorbeeld is de bekende libertariër “ Toine Manders” die onlangs het nieuws haalde met zijn opvatting dat het ontwijken/ontduiken van belastingen een morele plicht is. Hij beschouwt belastingen vanuit een moreel perspectief als diefstal. De talloze bedrijven die in de “Pananama Papers” zijn genoemd zullen deze “morele opvatting” ongetwijfeld ook delen.
Burgerlijke ongehoorzaamheid als rechtvaardigingsgrond
Voor rechtsgeleerden was het begrip in de jaren zeventig van belang omdat men zich afvroeg of burgerlijke ongehoorzaamheid als rechtvaardigingsgrond kon dienen in het (straf)recht. Zouden er gevallen zijn dat iemand overduidelijk de wet overtreden had, maar met een beroep op burgerlijke ongehoorzaamheid zijn daad toch kon rechtvaardigen? Dit speelde onder andere een rol in de zaak “Sosjale Joenit” waarin een hulpverlener een minderjarige onttrok aan het ouderlijk gezag omdat de hulpverlener – gezien de omstandigheden – dat juist achtte op grond van haar overtuigingen wat goed was voor de minderjarige. Het verweer slaagde in die zaak niet. De eerder genoemde Schuyt heeft in zijn proefschrift getracht een kader te ontwikkelen in welke gevallen een beroep op “burgerlijke ongehoorzaamheid” wel succesvol kan zijn. Critici van zijn werk geven aan dat Schuyt het idee achter burgerlijke ongehoorzaamheid daar geen dienst mee bewezen heeft maar alleen onnodig heeft weten te juridificeren.
Revival van “civil disobedience”
Na de jaren tachtig brak er in Nederland een tijd aan waarin de grote demonstraties op hun retour waren. Nederlanders die zich zorgen maakten over grote maatschappelijke kwesties begonnen hun geluid te laten horen via hun portemonnee (conscious consuming), via one-issue partijen of – later– via de sociale media. De wens of de noodzaak om de wet te overtreden op basis van morele overtuigingen verdween. Aan universiteiten werd er nog wel veel gedoceerd over “burgerlijke ongehoorzaamheid” maar veelal op grond van oude literatuur en casussen. Doordat het overtreden van de wet altijd (zware) consequenties heeft voor degene die de overtreding begaat, moet er een hele sterke overtuiging zijn dat het overtreden van de wet noodzakelijk is. Als er een minder ingrijpend alternatief voor handen is, dan wordt daar voor gekozen.
Waarom lijkt het begrip nu weer aan populariteit te winnen? De 21ste eeuw kent uitdagingen die haar weerga niet kennen. Een groot deel van de Westerse wereldbevolking raakt er steeds meer van overtuigd dat de opwarming van de aarde grote gevolgen gaat hebben voor al het leven. De meeste politieke leiders erkennen het belang van goed klimaatbeleid en dit resulteerde onder andere in het Klimaatakkoord van Parijs.
Veel groepen actievoerders vinden dat overheden nog onvoldoende doen. Een verschijnsel dat hierbij om de hoek komt kijken heet “klimaatpessimisme” en een mooi voorbeeld daarvan is te vinden in een bijdrage in Vrij Nederland van Ed Croonenberg met de veelzeggende naam “zie het onder ogen: de mensheid wordt met uitsterven bedreigd” . Dit artikel geeft het sentiment duidelijk weer: de Apocalyps nadert en de schuld daarvan ligt bij de mens en de fossiele industrie. Gezien de zwaarte van deze boodschap is het niet verwonderlijk dat steeds meer mensen depressief raken vanwege de klimaatverandering.
Of de Apocalyps echt al in gang gezet is, is een vraagstuk apart. Maar de breed gedragen consensus binnen de klimaatbeweging is wel dat als er niet veel gebeurt de gevolgen catastrofaal zijn. Deze consensus vormt een voedingsbodem voor “burgerlijke ongehoorzaamheid”. Als overheden wetten invoeren die schadelijk zijn voor het klimaat, is het dan niet de burgerplicht van elke rechtgeaarde Nederlander om daar tegen in verzet te komen ook buiten de politiek om? De afgelopen jaren hebben we hier al tientallen voorbeelden van gezien waar van de Ende Gelände actie in Duitsland van vorig jaar de bekendste is. Een grote groep actievoerders sloot toen een kolencentrale af.
Democratische rechtstaat
Actievoeren op grond van burgerlijke ongehoorzaamheid staat op gespannen voet met onze democratische rechtstaat. Wij verwachten dat iedereen zich houdt aan een wet die via een democratisch proces tot stand is gekomen. Ook als een Nederlander het op morele gronden hartgrondig oneens is met deze wet. De opmars van burgerlijke ongehoorzaamheid lijkt op dit moment nog een relatief braaf verschijnsel te zijn. De actievoerders van Code Rood zijn bijvoorbeeld vooraf in gesprek gegaan met de burgemeester van Amsterdam en dreigden met “een menselijke blokkade om de normale gang van zaken in de haven te verstoren”. Doel van deze acties lijkt te zijn om het democratisch proces te beïnvloeden en Nederlandse kiezers bewust te maken van de gevaren van de fossiele industrie. De actie van Code Rood ontaardde wel in schade en zelfs een aanvaring met de beveiligers in de Amsterdamse haven.
De houding van de Amerikaanse president Trump binnen het klimaatdossier heeft echter aangetoond dat democratisch gekozen leiders posities kunnen innemen die lijnrecht staan tegenover de door de actievoerder gedragen consensus. De democratie kiest er dan bewust voor om een aantal opvattingen uit te sluiten. Laat staan om er naar te handelen. Dit komt de bestuurbaarheid ten goede, maar lokt ook (zware) tegenacties uit. Amerika kent een lange geschiedenis van grootschalige acties en zware politieke tegenstellingen en botsingen. Het is interessant om te zien wat daarvan komt overwaaien naar de Nederlandse samenleving. Het vertrouwen in de Nederlandse politiek daalt zowel op de rechter- als op de linkerflank en het is niet ondenkbaar dat steeds meer actievoerders onze stroperige gepolder te langzaam vinden gaan.
De toekomst
Nederland moet net als andere Europese landen antwoorden zoeken op lastige vragen in een aantal zware dossiers. De klimaatcrisis, de vluchtelingencrisis en de economische crisis hebben de spanningen in de samenleving doen toenemen. Het handelen van de overheid op het gebied van bijvoorbeeld het vreemdelingenbeleid roept bij veel mensen stevige emoties op. Nederlanders vinden het onterecht dat er een asielzoekerscentrum in wijk geplaatst wordt of vinden dat vluchtelingen niet humaan genoeg behandeld worden. We hebben al gemerkt dat actiegroepen binnen het vreemdelingenvraagstuk er niet voor schuwen om de wet naast zich neer te leggen.
Mijn verwachting is dat voornamelijk lokale bestuurders de komende jaren vaker opgeschrikt zullen worden door actiegroepen die het minder nauw met de wet nemen dan voorheen het geval was. Aan de ene kant brengt dit uitdagingen met zich mee op het terrein van het handhaven van de openbare orde, aan de andere kant moeten wij ook gaan nadenken hoe wij deze stevige geluiden een plek kunnen geven in onze democratie. Als wij iets van de jaren zestig en zeventig geleerd hebben dan is het dat het een zware opgave is om “burgerlijke ongehoorzaamheid” vanuit juridisch perspectief te rechtvaardigen, maar dat te hard optreden de spanningen in de samenleving alleen maar doen toenemen.
Deze blog is onderdeel van een serie aan blogs met betrekking tot de “democratic challenge”. Uitdagingen waar onze democratie nu en het komende decennium mee te maken krijgen. Zie bijvoorbeeld ook de blog “burgermacht of burgerparticipatie“.