Bij Buitenhof zat afgelopen zondag Jan van Zanen, voorzitter van VNG om te praten over de (financiële) problemen van gemeenten. Het tekort van 1,7 miljard bij gemeenten voor Jeugdzorg is er in zijn ogen symbool van geworden. Verschaling van ‘het voorzieningenniveau’ van gemeenten is de consequentie.
Van Zanen benoemt helder het probleem, draagt een belangrijke oplossing aan maar er is nog veel meer werk aan de winkel. Hoe kunnen gemeenten weer een rol van betekenis spelen?
Van Zanen merkt in de Buitenhof uitzending (klik om terug te kijken) op dat gemeenten zelf nauwelijks belastingen kunnen innen. Om de jeugdzorg te betalen moet er dus bezuinigd worden op andere voorzieningen als bibliotheken en zwembaden. Dat is niet eerlijk en ook niet conform de wet. Van Zanen verwijst naar het bekende artikel 108 derde lid Gemeentwet:
Artikel 108
1. De bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake de huishouding van de gemeente wordt aan het gemeentebestuur overgelaten.
2. Regeling en bestuur kunnen van het gemeentebestuur worden gevorderd bij of krachtens een andere dan deze wet ter verzekering van de uitvoering daarvan, met dien verstande dat het geven van aanwijzingen aan het gemeentebestuur en het aan het gemeentebestuur opleggen of in zijn plaats vaststellen van beslissingen, slechts kan geschieden indien de bevoegdheid daartoe bij de wet of krachtens de wet bij provinciale verordening is toegekend.
3. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 110, vijfde lid, 119, vierde lid en 120, tweede lid, worden de kosten, verbonden aan de uitvoering van het tweede lid, voor zover zij ten laste van de betrokken gemeenten blijven, door het Rijk aan hen vergoed.
Dit artikel regelt autonomie & medebewind. Het derde lid verplicht het Rijk om de kosten die komen kijken bij medebewind te vergoeden. De pijn zit hem erin dat het Rijk dat op dit moment op enkele taken (die gedecentraliseerd zijn) niet doet, althans niet voldoende. Hiervoor hebben de gemeenten een arbitragezaak tegen het kabinet aangespannen.
Van Zanen verwijst eveneens naar professor Oud. De oprichter van de VVD die nadrukkelijk pleitte voor autonomie van gemeenten. Gemeente moeten volgens Van Zanen een partner gaan worden van het Rijk en de provincies wil Nederland de uitdagingen van na de coronacrisis aan kunnen pakken.
Belangrijker: Van Zanen roept het parlement op – met een verwijzing naar macht en tegenmacht – om gemeenten in staat te stellen een rol te spelen bij het herstel en transitie van Nederland. Van Zanen stipt hier een belangrijk punt aan: uiteindelijk gaat niet het kabinet maar het parlement over de begroting. Als er niet betaald wordt schetst Van Zanen een duister beeld: de gemeenten kunnen niet meer bijdragen aan de opgaven van Nederland.
De uitdaging van het parlement
In “De Kamer verliest aan invloed en dat is de eigen schuld. ” benoemde ik dat de Nederlandse democratie een stuk groter is dan de 150 Kamerleden. Het parlement heeft wel een sleutelpositie: uiteindelijk beslist de Staten-Generaal in hoeverre de Nederlandse lokale democratie over de middelen beschikt om zelfstandig beleid te kunnen maken. Anders gezegd: het parlement niet alleen hoe machteloos zij zelf zijn, maar ook hoe machteloos de rest van de Nederlandse democratie is.
Vorig jaar verscheen het rapport “bouwstenen voor een beter belangstelsel”. Een ‘ambtelijk traject zonder politieke sturing met als doel om uitgewerkte beleidsopties op te leveren voor het volgend kabinet”. In het rapport is er ook – uitgebreid – stilgestaan bij de rol van het gemeentelijke belastinggebied binnen de belastingenmix. Dit leverde een apart rapport op van 72 pagina’s, met als een van de conclusies:
Doordat de financiële autonomie van gemeenten beperkt is wordt ook hun bestuurlijke autonomie ingeperkt. Tegelijkertijd zijn gemeenten verantwoordelijk voor een divers en complex pakket aan taken dat de afgelopen jaren alleen maar groter is geworden. Zij nemen 40% van de overheidsuitgaven voor hun rekening terwijl de gemeentelijke belastingen maar 3% uitmaken van de totale belastingdruk (1). Juist de onbalans tussen de bestuurlijke autonomie en de financiële autonomie veroorzaakt de genoemde knelpunten. Verder speelt mee dat de politieke betrokkenheid van inwoners bij het openbaar bestuur op nationaal niveau sterker is dan op lokaal niveau (2).
De oplossing is niet makkelijk. Voorgesteld wordt om het belastinggebied van gemeenten met 5 miljard te vergroten en tegelijkertijd het gemeentefonds en de inkomensbelasting met een gelijksoortig bedrag te verlagen (1). De vraag is of daar politiek draagvlak voor bestaat, weinigen zullen er vertrouwen in hebben dat de rijksbelastingen echt (blijvend) naar beneden gaan. Tegelijkertijd lost dat de financiële problemen niet op gemeenteniveau.
Er zit een paradox in de politieke betrokkenheid die in de conclusie genoemd wordt (2). Op lokaal niveau is de betrokkenheid relatief gering, deels omdat er geen belangrijke keuzes gemaakt worden. Het belastinggebied vergroten zorgt ervoor dat er grotere keuzes gemaakt kunnen worden op lokaal niveau.. maar de betrokkenheid is momenteel nog te laag om die keuzes op dat niveau gelegitimeerd te kunnen maken. Een klassieke catch-22 situatie.
De oplossing
Van Zanen heeft gelijk: het Rijk is wettelijk verplicht om te betalen voor de taken die zij gemeenten verplichten uit te voeren. Daarvoor hoeft het belastinggebied niet te worden aangepast. Tegelijkertijd heeft het parlement een belangrijke rol in het ‘vitaliseren van de lokale democratie’. Het parlement kan ervoor kiezen om niet het belastinggebied uit te breiden, maar stapsgewijs te moderniseren. Dit door nieuwe heffingen en belastingen te introduceren die aansluiten bij de hedendaagse maatschappelijke opgaves. De ambtelijke rapportage voorziet daar ook in. Er wordt benoemd dat de leefbaarheid in de gemeente kan toenemen als het fiscale instrumentarium goed is toegespitst op de actuele maatschappelijke opgaven.
Het ligt voor de hand om gemeenten fiscale instrumenten te geven die aansluiten bij de hedendaagse maatschappelijke opgaven. Concreet: het invoeren van een “gebiedsontwikkelinsheffing” en “nachtverblijfbelasting” (in plaats van toeristenbelasting). Het afschaffen van het merkwaardige “hondenbelasting” past ook bij deze moderniseringsoperatie (hondenbelasting heeft i.t.t wat veel mensen denken niets te maken met opruimen van hondenpoep, maar is een overblijfsel van heel vroeger toen honden gebruikt werden als werkdieren).
Gemeenten moeten een grote rol kunnen gaan spelen bij het herstel van Nederland. De woningbouwopgave wordt momenteel vertraagd doordat gemeenten geen centen meer hebben waarmee ze de benodigd expertise in kunnen zetten om woningbouwprojecten door te laten gaan. In Amsterdam spreken we zelfs van een bouwstop op dat gebied.
Conclusie
Gemeenten hebben een groot financieel probleem. Het Rijks moet over de brug komen om in elkaar de taken te vergoeden die zij aan gemeenten hebben toebedeeld. Tegelijkertijd moet de lokale democratie stapsgewijs versterkt worden. Een eerste belangrijke stap is niet een rigorueze uitbreiding van het belastinggebied maar wel de modernisering van de beschikbare fiscale instrumenten.
Het ligt voor de hand om de ambtelijke suggestie te volgen deze nieuwe instrumenten direct te koppelen aan de opgaven die gemeenten komend decennium moeten oplossen.