Sinds afgelopen gemeenteraadsverkiezingen is het aantal fracties en éénpersoonsfracties in de gemeenteraden toegenomen. Dat is volgens sommigen onwenselijk omdat het coalitievorming en goede controle van het openbaar bestuur in de weg staat. In Amsterdam is daarentegen juist getracht het aantal eenpersoonfracties toe te laten nemen. Wat zijn daar de gevolgen van?
Met onder meer:
-
-
Waarom te veel fracties een probleem kunnen vormen.
-
Waarom het probleem breder is dan alleen de versplintering.
-
Hoe via kiesdrempels (eenvoudig) gestuurd kan worden op het aantal fracties.
-
Zorgen over bestuurbaarheid
Gemeenteraden maken zich zorgen om de bestuurbaarheid. De Volkskrant becijferde na afgelopen gemeenteraadsverkiezingen dat de fragmentatie lokaal steeds meer doorzet en dat het aantal éénpersoonsfractie in de gemeenteraden groeit.
Eind 2022 bracht onder meer het Montesquieu instituut een ‘policy paper’ uit met daarin een beschrijving van het probleem en een haalbare oplossing.
Het uitgangspunt van het paper is dat te veel eenmansfracties onwenselijk is met het oog op coalitievorming en het kunnen volgen van alle dossiers. In het bijzonder wordt genoemd dat het inhoudelijk werk op gemeentelijk niveau in de afgelopen jaren complexer is geworden door de decentralisatie van overheidstaken. Dit maakt volgens de auteurs de controlefunctie van de raad des te meer essentieel. De vertegenwoordigde politieke partijen moeten hier wel de capaciteit voor hebben. Wanneer versnippering leidt tot fracties die te klein zijn om deze taak effectief uit te voeren, dan kan deze onvoldoende gerealiseerd worden
Omdat er geen hoogstwaarschijnlijk geen politieke meerderheid bestaat voor een landelijke 5%-kiesdrempel, wordt een door de onderzoekers een ‘work-around’ voorgesteld. Dit betreft dat alleen partijen die een ‘volle zetel’ krijgen tijdens de verkiezingen in aanmerking komen. De restzetels worden niet verdeeld onder de partijen die deze drempel niet halen.
Waarde van eenpersoonsfracties
Naar aanleiding van de ‘geluiden om de kiesdrempel te verhogen’ heeft De Vereniging voor Raadsleden aan enkele wetenschappers gevraagd onderzoek te doen naar ‘de waarde van eenpersoonfracties’.
In het persbericht van de vereniging staat: “de onderzoekers stellen vast dat de geluiden om de kiesdrempel te verhogen om het aantal fracties te verminderen ertoe kan leiden dat niet alleen ‘slechte’ maar vooral ook ‘goede’ eenpersoonsfracties verdwijnen.” De VvR is nadrukkelijk van mening dat eenpersoonsfracties een toevoeging (kunnen) zijn aan de gemeenteraad. Niet voor niets waren enkele ‘beste raadsleden van het jaar’ eenpersoonsfracties (en afkomstig uit Amsterdam).
Landelijk weten eenpersoonfracties vaak ook hoge ogen te gooien. Zoals Omtzigt en groep-Wilders. Inmiddels de grootste oppositiepartij van het land.
Het rapport
Maar wat staat er in het rapport zelf? De wetenschappers constateren in hun rapport dat er eigenlijk nog geen onderzoek gedaan is naar dit onderwerp zowel op lokaal als landelijk niveau. Zij komen dan ook alleen tot voorlopige conclusies op basis van een beperkt aantal gesprekken met een selectie aan fracties. De eerste voorlopige conclusie is dat eenpersoonsfracties naar eigen zeggen in het algemeen beperkt van invloed zijn en ook niet altijd de capaciteit hebben om complexe dossiers te kunnen oppakken. De tweede voorlopige conclusie is dat eenpersoonsfracties goeddeels met dezelfde uitdagingen kampen als andere fracties, die in het versnipperde partijpolitieke landschap in gemeentelijk Nederland vaak nauwelijks groter zijn. De vraag naar de waarde van eenpersoonsfracties is, zo zeggen de onderzoekers, ‘daarmee vooral een vraag naar de waarde van gemeenteraadsfracties in het algemeen’.
Bovenstaande conclusies zijn interessant en stippen het werkelijke pijnpunt aan: kunnen fracties (eenpersoon of niet) sowieso wel de gestegen werkdruk aan? En wat betekent het om als fractie in de oppositie te zitten?
De Amsterdamse situatie
In Amsterdam is er tijdens afgelopen verkiezingen juist voor gekozen om het aantal éénpersoonsfracties in de stadsdeelcommissies te vergroten. Dit door een aardig trucje dat inzicht geeft in de mogelijkheden die er zijn. Belangrijk om te vermelden is dat Amsterdam relatief eenvoudig wijzigingen kan aanbrengen in de verkiezingen rondom de stadsdeelcommissies. Zo konden ook 16-jarigen stemmen. Dat kan voor andere verkiezingen niet.
In de Kieswet is opgenomen in Artikel P 8 Kieswet dat alleen lijsten die 75% van de kiesdrempel hebben bereikt in aanmerking komen oor een restzetel. In de Verordening voor de stadsdelen is deze drempel verlaagd naar 25%. Dat betekent concreet dat partijen relatief weinig stemmen nodig hadden voor één restzetel en dat grotere partijen relatief veel stemmen nodig hadden om in aanmerking te komen voor een extra zetel. Een partij die 8x zoveel stemmen heeft kan daardoor slechts één zetel meer hebben. In de praktijk betekent dit dat de stadsdeelcommissies op relatief weinig zetels (circa 15 zetels) over relatief veel fracties beschikken (in West 8 fracties op 15 zetels).
Waarom deze keuze?
Volgens de toelichting op de verordening werkt ‘deze methode in het algemeen in het voordeel van kleinere partijen’. En ‘wordt hiermee dus geprobeerd te bevorderen dat ook kleine lokale (politieke) groeperingen een zetel kunnen verwerven.’ De keuze voor deze methode is jammer genoeg ‘achter de schermen’ (en daardoor nooit publiekelijk besproken) gemaakt maar vloeit hoogstwaarschijnlijk voort uit de ambitie om kleinere partijen (buurtpartijen) een betere kans te bieden tegen de grotere, gevestigde partijen. Dit aspect kwam ook terug in de evaluatie van het bestuurlijk stelsel.
De stadsdeelcommissies kenmerken zich dat er geen coalitievorming hoeft plaats te vinden. Het bestuur voert het coalitieprogramma uit van de gemeenteraad. Dat betekent dat een grotere pluriformiteit aan partijen (dus meer perspectieven) zwaarder kan wegen dan het argument van ‘bestuurbaarheid’. Dit argument gaat als vanzelfsprekend niet op voor kleinere gemeenteraden, waar coalitievorming wel essentieel is.
[row] [col span__sm=”12″ padding=”4px 4px 4px 4px” bg_color=”rgb(208, 252, 255)” border=”2px 2px 2px 2px”]Van enkele grote naar veel kleine partijen
In het Amsterdamse bestuurlijk stelsel wordt veel geexperimenteerd met verschillende vormen van representatie en democratie. Dat levert allerlei onverwachte en interessante resultaten op. Vorige periode waren de stadsdelen opgedeeld in districten (22 wijken) en mocht elk district een beperkt aantal vertegenwoordigers leveren op grond van welke partijen binnen de wijk de meeste stemmen kregen.
De uiteindelijke verdeling was sterk afhankelijk van hoe de kiezer verdeeld was over de verschillende wijken. In Amsterdam West hadden we als VVD maar één zetel maar in Nieuw-West hadden we er vier. Terwijl wij in beide stadsdelen ongeveer evenveel stemmen haalden.
Het grootste nadeel van het districtenstelsel was dat alleen de grootste partijen (de top 4 a 5) per wijk in aanmerking kwamen. Hierdoor mochten paar partijen heel veel politici leveren en kwamen kleine buurtpartijen ondanks een behoorlijk aantal totaal stemmen er niet tussen.
[/col] [/row]Nadelen fragmentatie
Het grote nadeel van een grote hoeveelheid aan fracties is dat politieke debatten veranderen in een opsomming van standpunten. Spreektijd per vergaderpunt is om praktische redenen beperkt (bij ons 30 minuten per onderwerp) en dat leidt er toe dat elke fractie feitelijk 3 minuten effectieve spreektijd heeft (het bestuur vult de overige 6 minuten in). Net genoeg om de eigen gedachten voor te lezen maar te weinig om met anderen in debat te gaan. Dit aspect wordt ook besproken in het onderzoek naar eenpersoonsfracties.
Een oplossing hiervoor zou samenwerking tussen fracties kunnen zijn. Het is in beginsel niet nodig dat vier conservatieve en vier progressieve fracties steeds hetzelfde eigen standpunt herhalen om dan geen tijd meer te hebben om elkaars standpunt te bevragen. Ons stelsel werkt samenwerking (uitzondering daargelaten) niet in de hand: partijen worden beloond als zij zich juist los van elkaar kunnen profileren.
De betekenis van eenpersoonsfracties
Wat in ieder geval duidelijk is, dat de omvang van een fractie weinig hoeft te zeggen over de betekenis ervan. Dat is afhankelijk van nog veel meer factoren. Ik zelf ben ook een eepersoonsfractie geweest (vorige periode) en daaraan kleven diverse voor- en nadelen.
Opvallende constatering uit het onderzoek naar eenpersoonsfracties is dat deze vrijwel altijd in de oppositie zitten. Daardoor beschikken deze fracties niet over de kennis die collegepartijen wel hebben. Dit omdat deze raadsleden (informeel) contact onderhouden met de wethouders en dus weten wat er speelt. Het onderzoek noemt dat in sommige gemeenten eenpersoonfracties om die reden wel een (deeltijd)wethouder wensen.
Wat mij betreft is ook de omvang van de fractie niet het grote probleem, maar de kwetsbare positie van de raad in zijn geheel en in het bijzonder van de partijen die niet tot de coalitie behoren. Te veel beraadslaging en besluitvorming gaat buiten de gemeenteraad(vergadering) om waardoor individuele raadsleden geen gelegenheid krijgen om invloed uit te oefenen op de beleidskoers van hun gemeente.