De Nederlandse culturele sector staat voor een paradoxale opgave. De sector wenst na de coronaperiode meer rust en zekerheid, maar tegelijkertijd moet deze ook volledig worden herzien. De sector zou niet meer aansluiten op de maatschappelijke ontwikkelingen. Dit blijkt volgens een advies van de Raad voor Cultuur van vorig jaar. Die ziet wel een ‘unieke kans’ om fundamenteel naar het bestel te kijken.
De constatering van de Raad voor Cultuur leidt voor nu tot een bestuurlijk eigenaardige spagaat. Staatssecretaris Uslu (Cultuur / D66) heeft aangekondigd om komende subsidieronde weinig te veranderen, maar tegelijkertijd wel te werken aan een herzieningsagenda. Daarvoor gaat zij advies vragen aan de Raad voor Cultuur. Zij ziet voor de herziening een proces ‘van cocreatie’ voor zich.
In betrouwbare bronnen spreekt Jaap Jansen met staatssecretaris Uslu (cultuur) die hij enkele ‘lastige vragen voorlegt’ met betrekking tot het culturele beleid. In de Huizinga-lezing van Uslu, die zij vorig jaar december uitsprak, nam zij al eerder haar toehoor mee in ‘hoe Nederland de afgelopen 150 jaar is omgegaan met de kunsten, met de cultuur’. Samen met de bestuurlijke documenten geven beide optredens een inkijkje in wat komen gaat.
Betrouwbare Bronnen 329 👉 Staatsecretaris Gunay Uslu staat pal voor de cultuursector, maar er moet wel wat veranderen 🎭 Fors investeren in onderbetaalde makers 🎸Zijn de omroepen nog wel van deze tijd? 📚 Wokisme? ‘Laten we alsjeblieft niet framen’ 🎧 https://t.co/dIJvtfbNuU pic.twitter.com/eemK1gFb2M
— BetrouwbareBronnen (@BetrouwbareB) February 24, 2023
Het rommelt in de culturele sector
Dat het rommelt in de culturele sector is wel duidelijk. De documentaire “White Balls on Walls” volgt het Stedelijk Museum in hun (moeizame) streven naar meer diversiteit. De film toont volgens de beschrijving ‘een nieuwe blik op de kunstgeschiedenis en is een tijdsdocument dat de worsteling die veel historische en culturele instituten momenteel doormaken prachtig weergeeft.’
Op de opiniepagina van de NRC leidde dat tot een boeiende polemiek tussen diverse culturele opiniemakers. Gestart door de brief van Jan Christiaan Braun die meende dat ‘Het Stedelijk bestierd wordt door moraalridders’ na de documentaire gezien te hebben. Hij hekelde onder meer de conservatoren die zich zouden profileren als ‘ware fatsoenrakkers en scherpslijpers’. Steen des aanstoots van alle ellende: de ‘onverbloemde aanslag’ op het inhoudelijke beleid van het museum door de eigenaar (gemeente Amsterdam) in de vorm van wethouder voor Kunst & Cultuur, Touria Meliani (GroenLinks) die zegt: “Elke culturele instelling die structurele subsidie wil in deze stad zal zich moeten verhouden tot alle mensen in deze stad en dat is voor mij diversiteit en inclusie. Laat mij zien hoe je dat gaat doen en hoe je dat gaat bereiken.”
Meliani was niet de enige. In 2018 lieten ook de grote cultuurfondsen weten “Diversiteit in kunst dwingen wij vanaf nu af met subsidie” (NRC). Volgens de fondsen hadden “een inclusieve cultuursector, diversiteit van makers en publiek en pluriformiteit van uitingen hebben topprioriteit in de periode die voor ons ligt.” Het leidde tot de nog steeds spelende discussie in hoeverre de politiek maar ook de fondsen zich met de cultuurmakers mogen bemoeien.
Politieke inmenging
In de Huizinga-lezing van staatssecretaris Uslu staat het vraagstuk van politieke inmenging ook centraal. Zij zet in de lezing namelijk haar beleid uiteen aan de hand van vijf lijnen (waaronder vernieuwing en erfgoed). Het vraagstuk behandelt zij aan de hand van ‘pionier’ Thorbecke, die ooit de uitspraak deed ‘‘Kunst is geen regeeringszaak’. Traditiegetrouw is geen discussie over hedendaags kunstbeleid compleet zonder een verwijzing naar deze uitspraak, waarbij dan ook opgemerkt moet worden dat het volledige citaat net iets anders is: „De kunst is geene regeringszaak, in zooverre de Regering geen oordeel, noch eenig gezag heeft op het gebied der kunst.”
Van Thorbecke leerde Uslu het volgende: ‘wel steunen en bevorderen, niet oordelen. Dat betekent voor mij: bevlogen en betrokken spreken over cultuur, door woord en handeling, zonder ophouden, de waarde van cultuur laten zien en laten voelen, maar het oordeel over artistieke kwaliteit aan anderen laten.’
De staatssecretaris ziet zich als een ambassadeur van cultuur. Zo neemt zij ook bewindspersonen (waaronder Mark Rutte) mee naar het theater om de waarde van kunst te laten zien. Tegen Jaap Jansen geef Uslu aan te staan voor een inclusief cultuurbeleid (‘waar zijn de vrouwen?’). In de Huizinga-lezing komt dat terug in de afsluiter:
Het is niet eens zozeer dat cultuur ‘weer’ van ons allemaal moet worden. Nee, het is tijd om cultuur méér van ons allemaal te maken.
Laten we daarbij niet toestaan dat welke subgroep ’cultuur’ om welke reden dan ook afgrenst. Cultuur kan geen exclusief eigendom worden gemaakt door degenen die menen er hun eigen hekje om heen te mogen zetten. Alsjeblieft: niet uitsluiten, maar verwelkomen. Want cultuur is van iedereen.
Maar wat betekent bovenstaande precies? Is cultuur niet per definitie van iedereen? En is cultuur niet per definitie exclusief in de zin van dat het vorm gegeven wordt door de interactie tussen een afgebakende groep mensen? Of staat cultuur altijd synoniem aan ‘de gesubsidieerde kunst’?
in de Huizinga-lezing ontwijkt Uslu handig het vraagstuk wat kunst voor haar is (in haar woorden: cultuur is in essentie verhalen). Opmerkelijk, want de afbakening speelt wel een bepalende rol in de politieke discussie. Is er werkelijk geen cultuur meer als de regering daar geen zorg voor zou dragen?
Cultuur is niet alleen klassieke orkesten.
— VVD Brabant (@VVDBrabant) February 1, 2023
Cultuur is ook technofeesten, festivals, theater, musea, poppodia en kunstenaars.
VVD Brabant staat voor een cultuuraanbod voor iedereen. pic.twitter.com/WCnVnKW9Nv
Liberale kijk op cultuurbeleid
In 2012 publiceerde de Teldersstichting het boeiende werk ‘Manifestaties van de vrijheid des geestes – Een liberale kijk op cultuur en sport. Volgens critici toentertijd nodig om het door de sector zelf stevig bekritiseerde cultuurbeleid van staatssecretaris Zijlstra (Kabinet Rutte-I) te steunen. Ook de liberale denktank bekritiseert het idee dat cultuur alleen zou gaan om de gesubsideerde variant (er wordt een directe link gelegd met sport). Kort-door-de-bocht werden de traditionele legitimatiegronden voor culturele rijkssubsidies (volksverheffing, cultuur als publiek goed, prijsbeheersing en positieve economische effecten) verworpen en wordt het belang gelegd bij erfgoed en culturele tradities:
“In een liberaal cultuurbeleid staat naar onze overtuiging het behoud van erfgoed en van culturele tradities voorop. Dat betekent dat de overheid een (ondersteunende) rol kan spelen in onder andere de monumentenzorg, het museum- en bibliotheekbestel en het archiefbeheer. Ook bij de vraag welke hedendaagse kunsten wel en welke niet in aanmerking komen voor overheidssteun is het behoud van erfgoed en culturele tradities een leidraad: de podiumkunsten kunnen als een vorm van immaterieel erfgoed worden beschouwd, als een culturele traditie die voor haar voortbestaan afhankelijk is van hedendaagse kunstenaars, wat niet geldt voor (nog niet gemaakte) beeldende kunst.”
Niet verwonderlijk was dit ook wat Zijlstra deed: in zijn beleid (‘meer dan kwaliteit’) werd stevig bezuinigd op de rijkssubsidies, moest het verwerven van eigen inkomsten (cultureel ondernemerschap) de norm worden maar werd cultureel erfgoed ontzien. Zijlstra werd voor even de meest gehate man in cultureel Nederland, maar kreeg wel iets voor elkaar dat zijn voorgangers niet lukte: de sector werd opgeschud. In 2012 vroeg de Volkskrant zich al af ‘heeft Halbe Zijlstra dan toch gelijk?’ de theorie was dat Zijlstra als ‘outsider’ de broodnodige veranderingen durfde door te voeren die anderen niet durfden maar dat wel tot extra weerstand leidt:
“Ranshuysen, socioloog: ‘Waar het in de kunstwereld om gaat, is erbij te willen horen. Als je laat merken dat je experimentele kunst weet te waarderen, dan is dat het geval. Zijlstra trekt zich daar niets van aan, die maakt er juist gebruik van dat hij er niet bij hoort. Dat roept extra weerstand op.”
In 2015 stelde De Volkskrant opnieuw de vraag: “is de shock and awe van Zijlstra een zegen geweest?’ De Algemene Rekenkamer constateerde dat de sector zelfstandiger was geworden. Ook de Raad voor Cultuur was positief: ”Ontwikkelingen in de creatieve sector zijn door de bezuinigingen versneld.”
De herziening van nu
Staatssecretaris Uslu (D66) worstelt met de erfenis van Zijlstra. In de Huizinga-lezing neemt zij subtiel en minder subtiel afstand van enkele liberale uitgangspunten (volksverheffing als legitimatiegrond noemt Uslu niet, maar zij citeert wel Boekman). De Kamer heeft deze periode het budget voor cultuur verhoogd naar het niveau van 2010 en door corona zijn instellingen sterker afhankelijk geworden van subsidies. De eigen inkomstennorm is inmiddels weer geschrapt.
Uslu is ook in een ander opzicht de tegenhanger van Zijlstra: waar Halbe een outsider was, is Uslu ‘een insider pur sang’. In de betrouwbare bronnen podcast geeft zij ook aan alleen voor de functie gekozen te hebben vanwege de beschikbaarheid van het extra budget. Als de Kamer op cultuur wil gaan bezuinigingen (en dat is niet ondenkbaar) ziet Uslu voor haarzelf geen rol meer.
De wens om gewaardeerd en geliefd te worden binnen de culturele sector verklaart gedeeltelijk de opmerkelijke bestuurlijke spagaat waar de sector zich in bevindt. De voorganger van Uslu (Van Engelshoven) werd door de sector hard bekritiseerd vanwege haar twijfelende rol tijdens de coronacrisis (en dat heeft haar ook de politieke kop gekost). Geen wonder dus dat Uslu graag de sector tegemoet komt in de wens voor meer rust en zekerheid. Geen grote veranderingen tijdens volgende subsidieronde dus.
Tegelijkertijd is het wel zo dat die ronde het moment is om grote herzieningen door te voeren. In de Huizinga-lezing spiegelt Uslu een aanpak voor die een allemansvriend is. In betrouwbare bronnen uit ze op het ene moment haar zorgen over de slechte betaling van cultuurmakers (‘dat moet anders’) maar bevestigd ze op een ander moment (‘na lastige vragen’) wel dat geld in de sector altijd schaars zal blijven (met 4000 afgestudeerden per jaar) en elke subsector opgaves kent. Ze maakt zich zorgen over het grote aantal ZZP’ers in de culturele sector (60% van het bestand) maar heeft bij collega Van Rij (CDA / belastingen) er wel op aangedrongen dat ‘in de culturele sector een andere dynamiek hangt wat betreft zelfstandigheid’. Veel cultuurmakers willen ZZP’er zijn. Ze moeten alleen wel beter betaald worden. Wat de fundamentele discussie oproept of cultuur maken (vanuit een artistieke roeping) ook geen bijverdienste kan zijn in plaats van een hoofdberoep.
Tijd voor een nieuwe Zijlstra
De culturele sector wordt geplaagd door een aantal fundamentele problemen en discussies. De sterke positie van gesubsidieerde instellingen (die door corona alleen maar sterker is geworden) maakt dat subsidies dwingend werken. Niet wat de samenleving wenst wordt geproduceerd, maar dat wat gesubsideerd kan worden. Als de subsidieverstrekkers (Rijk, gemeenten en fondsen) meer diversiteit willen. Dan krijgen we de taferelen die te zien zijn in White Balls on Walls.
De gevestigde culturele orde ‘moet dan ets met diversiteit’ om de eigen, comfortabele positie in de toekomst te kunnen behouden. Echt geloven in de missie doet niemand. Cultuurmakers die niet bijdragen aan de wensen van de subsidieverstrekkers staan vervolgens wel kansloos, evenals jong aanstormend talent met een vinkje te veel. Die kunnen dan weer bij de staatssecretaris hun beklag doen waarom zij als ZZP’er niet aan de bak komen.
Uiteindelijk is de sector meer gebaat bij een outsider die tijdens of na een crisis het aandurft om stevige besluiten te nemen, dan een insider die een zorgvuldige opgebouwde reputatie te verliezen heeft als het gaat stormen en impopulaire maatregelen nodig zijn. Nu krijgt de Nederlandse cultuursector precies wat het niet nodig heeft: een nog grotere positie van de gesubsidieerde instellingen en nog minder perspectief voor de cultuurmakers zelf.
Zijlstra was in 2012 wellicht de meest gehate man van Nederland: hij kreeg de sector in beweging en was tevens de laatste bewindspersoon die beleid op wist te stellen waarin echte keuzes werden gemaakt. Stevige en concrete overtuigingen over wat cultuur is en wie verantwoordelijkheid draagt stonden daar ook aan ten grondslag. Dat Uslu die keuzes niet maakt in een tijd dat ze wel nodig zijn, doet terugverlangen naar Halbe.