Nederland is nu een anderhalvemetersamenleving geworden. Een belangrijk fundament van deze samenleving zijn de vijfentwintig noodverordeningen waarin de ‘anderhalvemeter’ bepalingen en groepsvorming- en samenkomstverboden zijn opgenomen.
Het werken met noodverordeningen brengt een aantal praktische en meer principiële problemen met zich mee. Nu de crisis nog lang niet opgelost lijkt te worden, is het ook maar de vraag of wij nog lang met deze verordeningen willen blijven werken.
De noodverordeningen missen democratische legitimatie. Ze zijn vrij haastig opgesteld wat ten koste is gegaan van de zorgvuldigheid en per veiligheidsregio gelden er andere regels zonder dat daar een goede reden voor is. Dat leidt tot tal van praktische problemen die eenvoudig opgelost kunnen worden met landelijke wetgeving nu de Corona-crisis niet snel beëindigd gaat worden.
Verschillende bepalingen per regio
In artikel 2.2 van de noodverordening is bijvoorbeeld de 1.5m afstand voor particulieren opgenomen. Elke veiligheidsregio heeft de mogelijkheid om zelf de reikwijdte van dit artikel te bepalen. De bepaling in de noodverordening die in mijn regio (Amsterdam-Amstelland) geldig is luidt:
Het is verboden zich in de publieke ruimte in een groep van drie of meer personen op te houden zonder tot de dichtstbijzijnde persoon in die groep en andere personen een afstand te houden van ten minste 1,5 meter.
In de regio Rotterdam-Rijnmond geldt echter de volgende bepaling:
Het is verboden zich in een groep van drie of meer personen op te houden zonder tot de dichtstbijzijnde persoon in die groep en andere personen een afstand te houden van ten minste 1,5 meter.
Het verschil? De toevoeging ‘in de publieke ruimte’ ontbreekt. In de modelverordening waarop de veiligheidsregio’s hun noodverordeningen baseren wordt deze toevoeging ook ‘optioneel’ genoemd. De keuze om de reikwijdte te beperken is nooit aan de betrokken bevolking voorgelegd.
De privesfeer
Dat betekent concreet dat het verbod in sommige regio’s ook geldt buiten de publieke ruimte. De politie treedt in deze regio’s ook regelmatig op tegen groepsvormingen en samenscholingen in schuren, tuinen en huizen. De handhaving daarvan gebeurt – evenals in de publieke ruimte – op grond van artikel 443 Wetboek van Strafrecht. Er wordt dan een boete uitgedeeld van 390 euro + 9 euro administratiekosten. Aangezien het gaat om een strafbeschikking (van het OM) krijgt de persoon die de boete ontvangt ook een aantekening op zijn strafblad. (Gemeente.nu: “overtreding van noodverordening leidt tot strafblad“).
Op straat hangen met een aantal vrienden is strafbaar. Maar thuis een biertje drinken en met zijn vieren achter de Playstation zitten zou dus strafblad kunnen opleveren als je de pech hebt in ‘de verkeerde’ regio te wonen. Minister Grapperhaus benadrukte dat ‘de privésfeer heilig is’ maar in de verordening wordt daar bewust geen gehoor aangegeven om ook ruimte te laten om op te kunnen treden tegen huisfeestjes. Dat roept tal van vragen op wanneer er wel en niet gehandhaafd mag worden. Dat brengt rechtsonzekerheid met zich mee. Welke waarde vertegenwoordigen de woorden van de minister?
Duidelijke begrenzing ontbreekt
Bij de samenkomstverboden die in de noodverordening staan spelen dezelfde bezwaren. In de Volkskrant waarschuwden advocaat van Grinten en de rechtsgeleerde Schilder al in een vroeg stadium hiervoor (Volkskrant: Noodverordening tegen samenkomsten bedreigt onze privésfeer):
“Het is volstrekt onduidelijk wanneer het verbod wel of niet geldt. De definitie van het begrip ‘samenkomst’ in de noodverordening kent geen kwantitatieve begrenzing. Daardoor valt nu strikt genomen iedere samenkomst thuis onder het verbod.
Volgens de toelichting op de noodverordening is het verbod binnenshuis nodig tegen bijvoorbeeld ‘coronafeestjes’ in studentenhuizen, garages, loodsen en dergelijke. Die toelichting biedt een veel te wankele basis om te weten wanneer je nu wel of niet in overtreding bent, temeer nu het verbod in de noodverordening zelf niet beperkt is tot dit soort feestjes.”
Meldingen
Er komen door het hele land heen meldingen binnen van mensen die een boete hebben gekregen voor groepsvorming of samenkomst toen zij in hun tuin zaten. Wat in sommige regio’s wel mag en in andere niet. Er is meer ongelijkheid. Het kan eveneens per regio verschillen of je nog met meer dan twee per auto mag verplaatsen. In Amsterdam mag dat, in Rotterdam niet.
In het geval van de bus in Venlo waren de boetes van 380 euro bedoeld als ‘signaal richting het bedrijf’ dat de uitzendkrachten vervoerde. Maar de boetes werden aan de uitzendkrachten gegeven. Is er echt gekozen voor het juiste instrument om aan de juiste persoon iets duidelijk te maken? Het lijkt er niet op.
Mag je op de stoep musiceren om elkaar een hart on de riem te steken? In Tilburg leidde dat toen een boete van 390€. De handhaver dacht in eerste instantie een boete van 4000€ te moeten uitschrijven. De 1.5m afstand werd in acht gehouden maar samenkomsten zijn nou eenmaal verboden. Was het de vermeende samenkomst of het geluidsoverlast waar tegen werd opgetreden?
En wat als je dat van je eigen balkon doet zoals conservatoriumstudenten doen in Amsterdam? Studenten zijn eveneens een probleem binnen de huidige systematiek.
Studentenhuishoudens
Studentenhuishoudens vallen niet onder de definitie van ‘huishouden’ zoals genoemd in de noodverordening. Studenten leven in studentenwoningen daarentegen dicht op elkaar en delen voorzieningen. De 1.5m afstand houden binnenshuis is meestal feitelijk onmogelijk.In het geval van het doel van de noodverordening zou het juist logisch om nu wel studentenhuishoudens tot huishoudens te rekenen. In “de haast” waarmee de verordeningen zijn opgesteld is daar klaarblijkelijk geen aandacht voor geweest.
De wens om studenten te beboeten die ‘schijt-aan-corona’-feestjes organiseren is logisch gezien de omstandigheden. Heeft het nu om studenten te beboeten omdat ze op hun balkon zitten of samen de afwas doen? Dat lijkt mij niet.
Het andere probleem zijn de studenten – uit hetzelfde pand – die voor hun deur in het gras ‘chillen’. Ook dat mag niet. Dat roept bij de studenten vragen op. Hoe zinnig is deze maatregel? Studenten dwingen om terug te gaan naar hun ouders kan verspreiding van het virus zelfs versnellen.
De systematiek
De vanuit het ministerie gecommuniceerde systematiek is dat de politie eerst de overtreder op zijn verantwoordelijk wijst en de situatie (de 1.5m afstand) probeert te herstellen. Als de overtreder geen gehoor geeft kan men tot beboeting overgaan en bij verdere weerstand zelfs tot arrestatie.
De vraag is of dit in de praktijk ook zo werkt. Er komen veel signalen binnen dat de politie (of BOA’s) bij constatering direct overgaan tot beboeting. In het geval van de studenten heeft de politie zelfs met het OM de afspraak gemaakt direct te beboeten. Men vindt dat er inmiddels via de media wel voldoende gewaarschuwd is.
Het probleem
Er is sprake van rechtsongelijkheid, rechtsonzekerheid en onduidelijkheid. Wij vinden het vanzelfsprekend dat iedereen in de anderhalvemetersamenleving zijn verantwoordelijkheid neemt om verspreiding van het virus tegen te gaan. Tegelijkertijd is het niet de bedoeling dat er willekeur en onduidelijkheid ontstaat bij de handhaving ervan. Dat is nu wel het geval. Extra vervelend is dat overtreding van de noodverordening “voor Nederlandse begrippen ongekende grote gevolgen heeft” vanwege de hoge boetes.
De bepalingen in de noodverordeningen maken een grove inbreuk op de grondrechten van burgers. Daarbij kan er niet afgeweken worden van in de grondwet genoemde voorschriften. In de praktijk lijkt een aantal voorzitters van veiligheidsregio’s er weinig prioriteit aan te geven om die grondrechtelijke waarborging zo zorgvuldig mogelijk mee te nemen in hun noodverordening.
De oplossing
In tijden van crisis bestaat er zonder meer de noodzaak om snel op te treden. Nu de anderhalvemetersamenleving het “nieuwe normaal” gaat worden verdwijnt de noodzaak om met noodverordeningen te werken ook. Diverse rechtsgeleerden wijzen hier ook op: (Nederland Rechtsstaat: “Hoe een volwassen rechtsstaat zich in tijden van Corona hoort te gedragen”).
De oplossing is vrij simpel. Er is nu voldoende tijd om tot nationale wetgeving te komen waarin de beperkingen van onze grondrechten verantwoord en duidelijk begrensd wordt. Het gebrek van de democratische legitimatie wordt daarmee opgelost. Tegelijkertijd kan er een toegankelijke afweging gemaakt worden wat binnen de anderhalvemetersamenleving nou echt “het nieuwe normaal is”.
Daarnaast kunnen gemeenteraden speciale “Corona-verordeningen” opstellen waarin voor iedereen op begrijpelijke wijze staat wat binnen de specifieke gemeente wel en niet mag. Een grote stad met veel markten of een gemeente met een strand kan dan het benodigde maatwerk leveren naast wat er al nationaal bepaald wordt.
Het belangrijkste is dat ook de boetesystematiek op de schop kan. Voor de verschillende ongewenste gedragingen kunnen er passende boetes opgesteld worden die proportioneel en gelegitimeerd zijn. Zodat studenten die met zijn vieren de afwas doen niet meer hoeven te vrezen dat zij weldra een strafblad hebben.