Volgens stadsonderzoeker René Boer zou ‘de ziel uit Amsterdam’ verdwijnen. De oorzaak? Onder meer de ‘D66-stemmende middenklasse’ (geen grap) en de Puccinimethode. De standaard voor het Amsterdamse straatbeeld vernoemd naar de bekende bonbonzaak naast de Stopera. René Boer hekelt de net heringerichte Kinkerstraat in Amsterdam-West. Deze zou te verzorgd en te slick zijn. En te veel lijken op de Ferdinand Bolstraat. Allemaal de schuld van Puccini waarin deze standaard is vastgelegd. O ja, en natuurlijk de schuld van het neoliberalisme, de markt en privatisering.
René Boer heeft een boek geschreven over ‘de smooth city’. In Het Parool vertelt hij daarover. De gedachte is dat de stad (o.a de publieke ruimte) ‘te perfect’ zou worden. Dit zou de diversiteit en de creativiteit in de stad doen laten verdwijnen. Volgens Boer in de kern antistedelijk (‘stedelijkheid wordt juist gekenmerkt door complexiteit’) en zelfs antidemocratisch:
“Democratie gaat niet alleen over stemmen, het gaat om de mogelijkheid om als collectief – dat kan zijn als stad, als buurt of als gemeenschap – jouw directe leefomgeving vorm te geven. Dat verdwijnt als alles door de markt, van bovenaf en van tevoren wordt vastgelegd.”
Ironisch (of opmerkelijk) genoeg is de Kinkerstraat juist heringericht met behulp van de gemeenschap in de buurt (inclusief eigen website). Het stadsdeel – waar ik als commissielid bij betrokken was – heeft een referendum uitgeschreven en een ontwerpgroep ingezet. Dit in het kader van democratisering.
Botsing van belangen
Daar speelde bij dat het GVB een zware stempel drukt op de Kinkerstraat: voor trams is dit een belangrijke route. De herinrichting van de Kinkerstraat was daarmee ook het zoeken van balans tussen de belangen van de omwonenden en ondernemers en andere gebruikers zoals het openbaar vervoer. Uiteindelijk heeft de automobilist het meest moeten inleveren: geen wens van ‘de markt’ of ‘van bovenaf’ maar een reflectie van opvattingen uit deze tijd.
Het eindresultaat ziet er inderdaad ‘slick’ uit: de straatsteentjes zijn nog niet versleten en de herplantte bomen moeten nog groeien. Wanneer het verstrijken van de tijd en het stadse leven hun werk gedaan hebben ziet de Kinkerstraat er weer uit als vanouds: levendig en een tikkeltje versleten. Met als grootste verschil dat alle gebruikers meer ruimte hebben gekregen.
Is de creativiteit dan weg? Deels weg. Per ongeluk is het Vindhek verwijderd. En staat nu in de opslag. Een klein relletje was geboren: het stadsdeel had het niet herkend als kunstwerk. Schuld van de markt en het neoliberalisme? Nee, gewoon een menselijke fout waar we als politiek ook op zijn gedoken.
De Januskop van de publieke ruimte
In de honderden boeken en artikelen die verschijnen over de omgang met de stedelijke ruimte wemelt het van de hoogdravende filosofieën (o.a over de magische werking van ‘de agora’ de klassieke Griekse marktplein). Een dogmatisch betoog als dat van Boer past daarbij: veel grote en hoogdravende uitspraken over “de ziel van de” stad, weinig oog voor de praktijk.
Een verademing vond ik het (korte) artikel “De januskop van de openbare ruimte” (PDF) van de Nijmeegse sociaal geografe Rianne van Melik. Zij schetst daarin de januskop die vaak terugkomt in de beeldvorming over de openbare ruimte:
Enerzijds is er het rooskleurige idee van openbare ruimte als plek voor ontmoeting, tolerantie, burgerschap en democratie. Anderzijds is er de zwartgallige visie dat openbare ruimte verloren gaat door privatisering, commercialisering en individualisering
Zij ziet het als haar taak om dat beeld te nuanceren:
De januskopdiscussie wordt gevoed vanuit binair denken: publiek wordt afgezet tegen privaat. Met vaak een normatieve lading: publiek is beter dan privaat. Maar deze begrippen zijn niet vastomlijnd. Naast de overheid en markt zijn er nieuwe opdrachtgevers. Ook het ‘middenveld’, waaronder de culturele sector, bemoeit zich steeds meer met de open bare ruimte.
Niet voor niets komt in het artikel van Melik veel Amsterdamse voorbeelden naar voren: Amsterdam is bij uitstek een stad waar dat binair denken doorbroken wordt. Amsterdam is druk: er wordt door heel veel partijen een claim gedaan op de openbare ruimte. Dat levert een touwtrekwedstrijd op tussen verschillende groepen en verschillende belangen. De suggestie daarentegen dat alles moet wijken voor één ideaalbeeld is daarin allesbehalve zichtbaar. Melik verwoordt dat onder meer als volgt:
In plaats daarvan zouden we ons moeten realiseren dat publieke ruimte een ideaal is, maar geen werkelijkheid. Idealen bestaan als benchmark, als iets wat we nog willen bereiken maar wat nooit helemaal zal lukken. Dat neemt niet weg dat je een poging moet wagen. In de ontwikkeling en het beheer van open bare ruimte moet toegankelijkheid voor een breed publiek centraal staan. Tegelijkertijd vergt dit een pragmatische aanpak: als dat doel mogelijk is door het betrekken van een brede coalitie van overheid, bedrijven, midden veld en burgers, why not? Het wordt tijd dat we inzien dat publiek en privaat geen vastomlijnde, maar variabele begrippen zijn.
Het is met bovenstaande gedachte in het achterhoofd als ik betogen zoals die van René Boer lees. Vrees voor een vermeend ideaalbeeld (ingegeven door privatisering van de openbare ruimte) dat in de praktijk erop neer komt dat openbare ruimte toegankelijk (en veilig) wordt voor een breed publiek.
Zie ook “de jarenlange strijd” rondom Witte de Withplein: een plein waar de aanwezigheid van een kunstwerk de initiatieven van bewoners voor meer groen bemoeilijkt. Schuld van het neoliberalisme? Ironisch genoeg is het betreffende kunstwerk volgens de kunstenaar juist een aanklacht tegen dat vermeende neoliberalisme. Het gesteggel rondom het beeld is in zijn ogen ook kenmerkend voor hoe een buurt vol met tegenstellingen kan zitten.
In steden is er een eindeloze strijd tussen de verschillende ruimtelijke claims. Het resultaat is een mengelmoes van belangen en inzichten die juist in gezamenlijkheid de stad tot een stad maken. Zolang gemeenten entiteiten blijven met een democratisch gelegitimeerd bestuur is de vrees dat Amsterdam door een opknapbeurt van een winkelstraat antidemocratisch wordt wat mij betreft een spookbeeld.