Met de invoering van de Wet op de Politieke Partijen (nu in consultatie) komt er ook een subsidieregeling voor “decentrale politieke partijen”. Decentrale (politieke) partijen zijn volgens de wet lokale partijen of afdelingen van landelijke partijen die minimaal één zetel hebben gehaald in bijvoorbeeld een gemeenteraad. Op dit moment houden deze partijen min of meer ongebonden hun ontvangen giften bij in een giftenregister. Met de Wpp wordt dat verplicht.
De aandacht in het wetsvoorstel gaat nu voornamelijk naar het verbod op politieke partijen dat ook is opgenomen. Maar juist decentrale partijen komen er beroerd uit. Voor hun zullen de administratieve lasten stevig toe gaan nemen.
Decentrale partijen reageren verheugd. Maar is dat terecht?
Onder deze partijen worden dus ook de lokale afdelingen van de landelijke partijen verstaan. De landelijke partijen krijgen al subsidie via een bestaande landelijke regeling.
In het AD, @WinniePrins, @RicharddeMos en @BenPaulides over het wetsvoorstel Wet op de Politieke Partijen: pic.twitter.com/lKPLkU8w1J
— Kennispunt Lokale Politieke Partijen (@KennisPolitiek) December 28, 2022
In het AD reageren diverse lokale politici positief op de wet. Er komt ‘schot in de zaak’. Lokale politeke partijen klagen al jaren over de beperkte financiele middelen die zij hebben om succesvolle campagnes te kunnen draaien en professionele ondersteuning in te kunnen schakelen. Een gemiddelde partij heeft een jaarlijkse begroting van tussen de 3000 en 6000 euro en slechts een beperkt aantal leden en vrijwilligers. De opkomst van de gemeenteraadsverkiezingen daalt daarnaast elk jaar. Het is voor lokale partijen lastig om de kiezer te bereiken.
Veel meer verplichtingen voor decentrale partijen
Met de wet komt niet alleen een klein beetje geld maar ook meer verplichtingen voor decentrale partijen. Zij moeten elk jaar een financieel jaarverslag gaan publiceren en giften vanaf €50 die zij ontvangen registreren. Donaties van meer dan €200 (!!) moeten worden geopenbaard. Volgens de MvT gaat het ook om bijdrages in natura zoals het beschikbaar stellen van zaaltjes.
Er is door de wetgever bewust gekozen voor een heel erg laag drempelbedrag. Ironisch genoeg omdat decentrale partijen doorgaans over hele kleine begrotingen beschikken. Een kroegbaas die zijn borrelzaaltje (a €550 voor een avond) beschikbaar stelt aan werkgroep democratisering van lokale partij X is na invoering van de wet dus ook donateur en zal zo ook bekend komen te staan.
Dat maakt diensten verlenen aan decentrale partijen riskant. Wat wil de wetgever bereiken?
Doelen van de Wpp
Het doel van de Wpp is tweeledig: enerzijds moeten partijen weerbaarder en onafhankelijker worden, anderzijds moet de financiering van decentrale partijen transparanter worden gemaakt. Volgens de toelichting is dat noodzakelijk omdat het lokale bestuur meer verantwoordelijkheden hebben gekregen en dat daarmee het ‘risisco op onwenselijke (financiele) beinvloeding van politici en politieke partijen groter is geworden.’ Daarnaast wijst de wetgever op het risico dat Commissie-Veling zag met betrekking tot ondermijning van het lokaal bestuur.
Deze commissie zegt in hun eindrapport echter: “De commissie wijst hierbij op de actuele discussie over de zogeheten ondermijning van het lokaal bestuur. Hoewel zij geen aanwijzingen heeft dat de politieke partijen hierdoor worden geraakt, bestaat dit risico natuurlijk wel. Gezien deze ontwikkelingen acht de commissie het noodzakelijk dat de transparantie ten aanzien van de inkomsten van de partijen wordt vergroot. De commissie denkt niet dat dit doel via het bestaande verplichte giftenreglement kan worden verwezenlijkt en dringt aan op striktere regelgeving. In een toekomstbestendige Wet financiering politieke partijen moeten daarom niet alleen regels worden opgenomen voor de subsidiëring van politieke partijen in het decentraal bestuur, maar ook voor de overige inkomsten van deze partijen.” (dikgedrukt toegevoegd).
De Mos / Hart voor Den Haag
De Haagse angst voor ondermijning en corruptie kan vrijwel niet losgezien worden van een andere Haagse zaak: op dit moment worden twee voormalig wethouders van Den Haag verdacht van corruptie. Kern van het conflict is onder meer de vraag: had Hart voor Den Haag giften mogen aannemen van horeca- en vastgoedondernemers die (mogelijk) profijt hebben gehad van latere besluiten van politici van deze partij? Deskundigen wijzen op een grijs gebied: politici worden geacht te luisteren naar bewoners en ondernemers en bewoners van een gemeente mogen lokale partijen steunen. Dat wordt zelfs gezien als wenselijk, maar tot hoever mag de invloed gaan?
In een podcast van het AD wordt dieper ingegaan op de zaak de Mos. Daarbij komt onder meer naar voren dat de partij het normaal vond harder te lopen voor donateurs dan anderen. Daarnaast zouden de betalende ‘vrienden van’ veel invloed hebben binnen de partij. Een voormalig kandidaat (Hero Brinkman) noemt dat kandidaat-raadsleden geacht werden ‘1000 euro sponsorgeld’ op te halen voor een plek op de lijst. In 2019 berichtte de NRC over ‘de verstrengelde belangen van Richard de Mos’:
Als raadslid is hij belangenbehartiger en spreekbuis van kleine en middelgrote bedrijven. Veel van deze bedrijven zijn zakelijk met hem verweven, als financier van zijn partij of zijn kleurrijke verkiezingscampagnes.
Rachid Guernaoui leidde de campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen in 2018 waarvoor de gelieerde bedrijven samen zo’n 100.000 euro doneerden. Dat is nog los van alle materiële steun die de groepering kreeg – van een gratis vat bier, een zaaltje tot advertentieruimte.
De Mos zou daarnaast ook vanuit zijn eigen adviesbureau adviezen geven aan Haagse ondernemers hoe lokaal invloed te verkrijgen. In de rechtszaak stelt het OM dat ondernemers in ruil voor schenkingen aan Hart voor Den Haag toegang kregen tot geheime informatie en voorkeursbehandelingen. Door de donaties van bevriende ondernemers, vindt het OM, waren de politici niet langer in staat neutraal en onafhankelijk beslissingen te nemen.
Fundamentele kwestie
De Mos vindt de beschuldigingen onzin en bovendien hypocriet. Hij noemt dat veel partijen donaties krijgen van ondernemers. Dat klopt natuurlijk. Hij vraagt zich daarnaast af waar een politieke partij anders de campagne van moet betalen. De wetgever lijkt nu te kiezen voor het transparant maken van deze donaties. Daarin speelt mee dat niet alle donateurs, volgens journalist Niels Klaassen van het AD, van HvdH publiekelijk bekend waren:
,,Het blijkt toch dat echt niet altijd alles transparant is, hoewel dat wel vaak de uitstraling is bij De Mos. Pas laat komt er uiteindelijk een donateur in beeld die maar liefst 50.000 euro doneerde. Die stond niet op de bus met sponsoren. En ook heel laat komt naar boven dat de ondernemers van zalencentrum de Opera via een andere betalingsroute een advertentiecampagne van 30.000 euro hebben gefinancierd. Twee donateurs die samen bijna een ton in de campagnekas storten: hoe kan je dan nog nee zeggen als zij iets vragen? Zelf zegt De Mos dat hij dat makkelijk kan. Hij verdedigt zijn aanpak nog altijd vol overtuiging.”
Of en in hoeverre de Mos iets verkeerd heeft gedaan is op dit moment aan de rechter. Hierbij speelt mee dat de Mos mogelijk de grens van het juridisch toelaatbare is overgegaan. In het bijzonder gaat het om de verlening van twee zeldzame nachtvergunningen aan donateurs van de partij van de Mos. De NRC zegt: “in het stadhuis werden de eisen voor de nieuwe nachtvergunningen zó geformuleerd dat de broers een grote kans maakten. Tegelijk werd door De Mos bepaald: wie het eerst komt, het eerst maalt. Dankzij voorinformatie vanuit het stadhuis konden de broers direct reageren toen de gemeente op 18 april 2019 de aanvraagprocedure openstelde. Nog dezelfde dag lagen er twee aanvragen voor een vergunning, die in september werden gehonoreerd. Een maand later stond de Rijksrecherche voor de deur.”
Het probleem is dus niet het gebrek aan transparantie, maar de feitelijke (mogelijke) bevoordeling van bevriende ondernemers. Dat is een vrij essentieel verschil: doneren aan een partij leidt doorgaans niet tot bevoordeling van individueel wethouders en raadsleden.
Verschillende problemen
De transparantie-eisen maken het voor particulieren en ondernemers minder aanlokkelijk om te doneren aan decentrale politieke partijen. Ook vrijwillig een zaaltje beschikbaar stellen kan volgens de wet gezien worden als een gift. De consequentie is dat ondernemers (onbedoeld) als ‘donateurs van partij X of Y’ te boek kunnen komen te staan, wat gevolgen kan hebben voor hun profiel. Het onaantrekkelijk maken van doneren zou een logische stap zijn als er op grote schaal invloed gekocht werd door donaties aan partijen. Het tegenovergestelde blijkt echter: decentrale partijen krijgen nauwelijks donaties vanuit hun achterban en hebben feitelijk geen budget om campagnes te voeren. Vandaar ook de subsidieregeling.
Daarbij speelt mee dat de meeste decentrale partijen verenigingen zijn. Een donatie aan de clubkas is feitelijk een donatie aan de vereniging, waar vervolgens tientallen of zelfs honderden leden wat over te zeggen hebben. Partijen kennen ook interne democratische waarborgen. Iemand die invloed wil kopen, loopt tegen erg veel obstakels aan door dit via de politieke partij te doen in plaats van direct individuele politici zelf om te kopen. Dat zal in de toekomst alleen maar meer het geval zijn.
Niet-Nederlanders
De Wpp beperkt nog meer donatiemogelijkheden. Bijzonder aan gemeenteraadsverkiezingen is dat bewoners zonder de Nederlandse nationaliteit onder voorwaarden ook mogen stemmen en verkiesbaar mogen zijn. Een Eygptenaar, Italiaan of Duitser mag dus meepraten, stemmen en beslissen over wat er in zijn of haar gemeente gebeurt indien deze al geruime tijd (langer dan vijf jaar) in Nederland woont.
Met de Wpp wordt het verboden dat niet-Nederlanders doneren (in de ruime zin van het woord dus) aan decentrale partijen. Een Egypistische shoarmaverkoper die zelf verkiesbaar staat (of zijn broer) mag dus geen bijdrage leveren aan de politieke campagne van de partij.
Het doel van het verbod is dat landelijke politieke partijen niet via ‘een omweg’ toch nog buitenlandse donaties kunnen ontvangen. Tegelijkertijd wordt de lokale democratie daarmee beperkt zonder dat duidelijk is in hoeverre dit echt een probleem oplost.
Conclusie
De subsidieregeling kan een oplossing bieden voor het tekort aan middelen van decentrale partijen. De vraag is vervolgens wel of de strengere transparantie-eisen gaan bijdragen het sterker maken van de positie van deze partijen. Het niet aantrekkelijk maken om te doneren kan een situatie als die in de Haagse politiek niet voorkomen: niet het gebrek aan transparantie, maar het feitelijk handelen van de politici staat ter discussie.
Een donateur kan de regels relatief eenvoudig omzeilen: door bijvoorbeeld de donatie niet aan de partij, maar juist aan een individu te richten. De commissie Veling merkt ook op dat het risico van ondermijning veelal een papieren risico is. Het is niet bekend of dit echt plaatsvindt.
De vraag blijft daardoor welk probleem het voorstel gaat oplossen. Als ook kleine giften (van een paar honderd euro) in natura geregistreerd moeten worden stijgen de administratieve lasten voor decentrale partijen, wordt het riskant voor lokale ondernemers om diensten aan deze partijen te verlenen en maakt het voor decentrale partijen nog moeilijker om de achterban aan te spreken voor ondersteuning.
Zoals de Wpp er nu ligt zal deze – ondanks de kleine subsidieregeling – de positie van decentrale partijen niet sterker maken, maar eerder kwetsbaarder.