Onrust in de wondere wereld van de frituur. Vorige week lekte het voorgenomen kabinetsbesluit uit om gemeenten de (juridische) instrumenten te geven om nieuwe snackbars te weren rondom scholen (RTL Nieuws had de primeur). De precieze uitwerking is nog onbekend: doordat de maatregel gelekt was heeft het kabinet de behandeling uitgesteld. Een cynicus zou zeggen dat de reacties op het ‘gelekte’ voorstel mogelijk tot uitstel hebben geleid.
De wens voor het instrumentarium is namelijk geen nadrukkelijke wens van het kabinet ondanks dat het past in het beleid rondom het preventieakkoord maar juist van verschillende gemeenten. Zij hebben het kabinet naar aanleiding van enkele adviezen en onderzoeken opgeroepen het instrument vorm te geven. Hoe dat precies bestuurlijk en juridisch zit heb ik in dit artikel toegelicht. Het voorstel kan op grote maatschappelijke weerstand rekenen. Na een gelijksoortig plan van een CDA-denktank brak er een volksopstand uit en ook ik omschreef het voornemen toen als een ‘modern beschavingsoffensief’.
De strijd tegen de snackbars
De reactie van de branchevereniging voor “professionele frituurders” (ProFri) liegt er niet om:
“Het voorstel is gebaseerd op grachtengordelpolitiek, mensen die elkaar napraten op basis van particuliere meningen. In de onderliggende rapporten ontbreekt élke cijfermatige onderbouwing voor dit beleid,” zegt ProFri's directeur Frans van Rooijhttps://t.co/Tdr8gCxeKj
— Frituurwereld (@FrituurWereld) December 2, 2022
Eerder verscheen er een heus “frietmanifest” (dit is echt waar) waarin de vakvereniging zich uitsprak tegen de plannen van het kabinet op dit gebied naar aanleiding van een advies van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS). Het betoog kan kort samengevat worden in dat er geen correlatie noch causaliteit is aangetoond tussen snackbars en gezondheidsachterstand. Snackbars verkopen ‘maar’ 15% van de totale hoeveelheid friet. De overige 85% wordt elders (voornamelijk de supermarkt) ingekocht. Een snackbar is in vergelijking met de supermarkt ook erg duur. De financiele drempel is dus hoog om veelvuldig te snacken bij een cafetaria. Daarnaast staat fastfood volgens de frituurbranche niet synoniem voor ongezonde voeding. De branchevereniging pleit dan ook voor: Het stoppen met het formuleren van simplistische conclusies waarbij de fastfoodwinkels en snackbars als veroorzakers van het probleem worden gezien, waardoor simplistische oplossingen naar voren worden geschoven die achteraf symbolisch en niet doeltreffend blijken te zijn geweest.
Kern van waarheid
De branchevereniging heeft een duidelijk belang maar ook zeker een punt. Het feit dat een meerderheid van de Nederlanders overgewicht heeft komt niet door de aanwezigheid van snackbars rondom scholen, maar heeft vele malen complexere redenen. Het instellen van zogenaamde “no-fry zones” rondom scholen zal hoogstwaarschijnlijk beperkt (of geheel niet) van invloed zijn om het overgewicht. Hoe beperkt weten we niet, omdat de vakvereniging terecht aanstipt dat dit nooit onderzocht is (ook niet door de RVS). De voorgenomen interventie is een schot met hagel. Wel een schot dat de ondernemersvrijheid beperkt en het bureaucratisch systeem flink zal belasten.
De wens van de gemeenten om een grens te trekken kan en moet denk ik ook bezien worden vanuit een breder perspectief. De aanpak is onderdeel van het op grotere schaal minder beschikbaar willen maken van ‘ongezond’ assortiment in kantines, horeca en supermarkten. Hierbij moet ongezond beschouwd worden als producten die over dusdanige hoge hoeveelheden suiker, zout en vet beschikken dat de consumptie ervan relatief snel tot gezondheidsachterstanden kan leiden. Een patatje mayo uit de frituur hoeft afhankelijk van het verdere eetpatroon op zichzelf niet ongezond te zijn. Als iemand elke dag friet met frikandel eet wordt dat het wel.
Deze eerste stap (onwenselijk verklaren van snackbars) is dan ook echt symboolpolitiek. De samenleving spreekt zich uit dat ‘dit niet normaal is’ en we dit type eetgelegenheden niet meer in de buurt van de kinderen willen hebben. De reden ook waarom ik eerder sprak over een ‘beschavingsoffensief’.
Juridisch problemen
We komen al snel bij de vraag waar veel hooggeleerde filosofen hun hersenen over hebben gebroken. Namelijk de vraag: “wat is een snackbar?”
Elke Nederlander heeft er een beeld bij, maar als je snackbars wil verbieden moet je dat vrij goed weten te definiëren. Het onvolprezen wikipedia omschrijft het als volgt: Een snackbar is een eetgelegenheid waar men voornamelijk snacks (bijvoorbeeld friet, kroketten, frikandellen) kan kopen en nuttigen.
Het gaat bij een snackbar dus om het assortiment en minder om de bedrijfsvorm. Een eetgelegenheid waar men voornamelijk salades, gefrituurde dumplings en pokebowls kan kopen kan dezelfde inrichting hebben als een snackbar maar toch niet onder de definitie vallen. In Amsterdam West kennen wij sinds kort zelfs de ‘gezonde snackbar’ evenals een ‘junk food bar’ die enkel vegan en verantwoorde producten verkoopt. Vallen deze in de toekomst ook onder het verbod of worden ze uitgezonderd?
Die vraag hangt samen met de vragen of een eetgelegenheid op voorhand geweerd worden op grond van het assortiment. Dat is een behoorlijke uitdaging. De ondernemer past het assortiment namelijk aan op grond van de vergunde situatie en de wens van de consument. Als het bestemmingsplan toestaat dat er een eetgelegenheid geopend mag worden en de omgevingsvergunning de bouw van een keuken (inclusief afvoer, frituur en oven) toestaat dan is het klus de bedrijfsvoering van de onderneming dusdanig te sturen dat het assortiment als overwegend gezond wordt beschouwd door het voedingscentrum.
Tegelijkertijd kan de ondernemer wel salades, pokebowls en vitamine shakes op de menukaart zetten. Als de clandezie enkel gaat voor het minder verantwoorde assortiment is er de facto alsnog sprake van een ‘onverantwoorde winkel’. Kan een gemeente een eetgelegenheid volledig verbieden om producten met veel zout, vet en/of suiker op de menukaart te zetten? Daar zal ook in de toekomst nog het instrumentarium voor ontbreken. Het roept ook de vraag op waarom een pizza-keten geen vette pizza’s meer mag verkopen maar een drie-sterren restaurant wel maaltijden van 3000 calorieen (inclusief de wijn) op de kaart mag zetten.
In dit handige overzicht staat ongeveer wat er qua calorieen binnenkomt: De chinees, Italiaan en een eetcafé tikt al snel 1800 calorieen aan. Een maaltijd bij de snackbar ‘slechts’ 1200.
De strijd tegen fastfood
Het lijkt mij een schier onmogelijke zaak als gemeente om de strijd met de horeca aan te gaan via het reguliere instrumentarium van bestemmingsplannen en (omgevings)vergunningen als het gaat om gezondheid en de menukaart. Hier lijkt de staatssecretaris wel op te willen gaan inzetten.
Toch heeft de gemeente een verantwoordelijkheid om het straatbeeld te behoeden voor een overdaad aan ‘laagwaardige’ fastfood-zaken. Zeker in (stedelijke) gebieden die al aan het afglijden zijn. Niet op basis van morele standpunten of gezondheidsoverwegingen, maar omdat het niet in het stedelijk belang is om het tot wildgroei te laten komen. Tien shoarmazaken in dezelfde winkelstraat kan de vastgoedboer die de pandjes beheert een goed idee vinden. De monocultuur en de overdaad aan concurrentie beschadigt alle andere winkels inclusief de eigenaren van de shoarmazaken die nauwelijks aan hun omzet komen.
Het is goed als de gemeente een stok achter de deur krijgt om monocultuur tegen te gaan. In het verleden heeft gemeente Amsterdam ook getracht om de opening van de zoveelste ‘lunchroom’ (Amerikaanse donutzaak) of ‘restaurant’ (pizza-afhaalplek) tegen te gaan. Dat bleek in de praktijk lastig vanwege de beperkte mogelijkheden die een gemeente heeft. De pizzazaak in kwestie beweerde geen afhaalplek te zijn maar een heus restaurant (inclusief bestek en servetten op de tafels) waar klanten stomtoevallig ook een pizza konden meekrijgen.
Het is geen slecht idee dat de wetgever gemeentes op dat punt meer instrumenten biedt. Of een cafetariaverbod rond scholen het juiste instrument is betwijfel ik.
Er zullen ongetwijfeld gemeenten zijn die in hun (vaak moeilijk te doorgronden) gezondsheidsbeleidsstukken die instrumenten dan ook willen inzetten voor symboolpolitiek tegen buurtcafetaria. Ik schreef over het ingewikkelde beleid van Amsterdam ook al een artikel en noemde het toen een ondooorgrondelijk spinnenweb. Het is dan aan de gemeenteraad om daar scherp op te zijn en het college een halt toe te roepen. Pas overgaan tot interventies als het beoogde effect daarvan hard gemaakt kan worden.