Ingewikkelde zaak in de Noord-Hollandse polder: kunstenaar Jeroen Hermkens moet een deel van zijn schilderijen op last van de gemeente weghalen uit het stadhuis, waar hij die momenteel exposeert. Het gaat om naaktportretten van vrouwen uit de Beemster (onder de noemer “puur natuur”) die gemaakt zijn ter ere van de fusie tussen gemeente Purmerend en de Beemster.
Het hele verhaal is te lezen in het Noord-Hollands dagblad.
Inmiddels is er ook een update!
Bij de gemeente zijn klachten binnengekomen van bezoekers die de schilderijen ‘aanstootgevend’ vinden. Volgens de gemeente Purmerend is er met de kunstenaar afgesproken dat ‘wanneer er klachten binnenkomen van bezoekers die de kunstwerken mogelijk ongemakkelijk vinden, we teruggaan naar het tonen van een selectie van de werken.’ Die klachten zijn dus binnengekomen en de gemeente meent dat “de publiekshal een openbare plek is waar iedereen zich met gemak moet kunnen begeven en elkaar ontmoeten.” De naaktportretten moeten dus weg. De kunstenaar laat weten zich deze afspraak niet te kunnen herinneren en zou ook niet weten waar de grens getrokken moet worden. Volgens hem zijn de werken niet erotisch getint. Hij hekelt de verpreutsing van het land en zegt nergens ter wereld dit eerder te hebben meegemaakt.
Wie zit er fout?
Kunst, gemeentelijk bestuur en naakt in de openbare ruimte is vaker geen gelukkig huwelijk. Dat is niet verwonderlijk: harde richtlijnen en grenzen zijn niet eenvoudig te geven. In een aantal andere artikelen (o.a deze en deze) beschreef ik al de theoretische en praktische aspecten daarvan. De vraag is wie er hier fout of juist goed zit.
Lang verhaal kort: de wethouder cultuur van Purmerend (die volgens het artikel akkoord is gegaan met deze wijze van exposeren en inrichten) is de mist ingegaan. Dat zit als volgt:
Een stadshuis vervult diverse functies en moet in beginsel toegankelijk zijn voor alle bewoners van de gemeente. Elke bewoner moet bij wijze van spreken zijn paspoort op kunnen halen zonder getraumatiseerd te worden door het een of ander. Het is een gegeven dat een deel van de samenleving om religieuze, ideologische of persoonlijke redenen (ernstig) aanstoot neemt aan herkenbaar afgebeeld naakt in het openbaar. Of dit nou een kunstzinnig, provocerend of pornografisch aspect heeft. Dat kan je onterecht of preuts vinden, maar dat is nou eenmaal wat het is. Voorbijgangers moeten beschermd worden tegen een ‘onverhoedse’ confrontatie mochten zij dat niet op prijs stellen.
Bovenstaande suggereert dat de gemeente het juiste besluit heeft genomen om de werken te verwijderen na de klachten, maar dat is niet het geval:
De vraag is waar voorbijgangers naakt kunnen verwachten. Dat bepaalt of de confrontatie onveroeds is. Bij het inrichten van de publieke ruimtes moet rekening gehouden worden met de (verwachte) gebruikers. Per uiting moet dan op voorhand beoordeeld worden of deze ‘passend’ is gezien het overige gebruik. Daarbij moet eveneens rekening gehouden worden dat ook kinderen de ruimte bezoeken. Een harde grens van wat toelaatbaar is dan niet te trekken: figuratieve kunst met expliciete beelden zoals naakt, ziekte en dood zal sneller aanstootgevend zijn dan abstracte kunst die hetzelfde verbeeld. De vraag is ook of de bezoeker het kan verwachten. In een ziekenhuis kan andere kunst als passend geacht worden dan op een basisschool. Context en de verwachte gebruikers zijn dus bepalend.
Dit geldt ook voor de openbare buitenruimte: naakt naast een drukke openbare weg is niet geschikt, maar op de Amsterdamse wallen is daarentegen wel veel mogelijk.
Die toetsing is op voorhand kennelijk niet gemaakt, anders was het duidelijk dat de ruimte zich niet leent voor expliciete afbeeldingen (kunstzinnig of niet kunstzinnig) met het oog op het gewenste gebruik. De gemeente is toen al de fout ingegaan door de ruimte te bestempelen als expositieruimte terwijl deze dat niet was. Dan de volgende vraag: nu er toch klachten zijn, moet de gemeente dan de werken geheel verwijderen?
Ruimte bieden aan kunst
Een stadshuis is doorgaans multifunctioneel en kan als functie ook een expositieruimte hebben waar kunst te zien is. Kunst kan in zijn aard choqueren of controversiele politieke statements bevatten. Bezoekers van deze ruimte weten dat ze geconfronteerd worden met bepaalde werken. Van een onverhoedse confrontatie is dan geen sprake, wat anders is dan als de afbeeldingen in de ontvangsthal hangen. Het betekent ook dat naaktportretten niet per definitie niet op een gemeentehuis zouden kunnen hangen.
Gelijktijdig heeft het gemeentebestuur de plicht om de vrijheid van meningsuiting van kunstenaars te beschermen. Het verwijderen van werken vanwege ‘het aanstootgevend karakter’ is een inbreuk op deze vrijheid en moet terughoudend worden toegepast, zeker als de opdracht tot expositie nadrukkelijk is gegeven door de gemeente. Natuurlijk kan een kunstenaar op voorhand akkoord gaan met beperkende voorwaarden (als bijvoorbeeld bekend is dat ook kinderen en religieuze mensen tot de doelgroep behoren), maar dat was in deze casus niet het geval. De naaktportretten werden ook breed gedragen en gewaardeerd binnen de regio. De kunstenaar wordt nu beperkt in zijn recht zich (op nadrukkelijke aanvraag!) uit te drukken.
De gemeente zit klem: vanwege de meerdere functies die een stadshuis vervult en doelgroepen die het bezoeken kan niet overal alles geëxposeerd worden en de gemeente heeft zich vergist. Tegelijkertijd kan een gemeente ook niet zomaar werken verwijderen of afdekken omdat er klachten binnenkomen. De oplossing zou zijn om een meer geschikte locatie te vinden binnen het stadshuis waar de expositie tot zijn recht kan komen. De vraag is of de kunstenaar daar nog mee akkoord gaat. Het is wel een schending van de gemaakte afspraken.
UPDATE: de gemeenteraad spreekt zich uit!
Gisteren kreeg een motie in de Purmerendse gemeenteraad unaniem steun om de expositie ongewijzigd door te laten gaan. Zie daarvoor de verslagging in het Noord-Hollands dagblad en De Telegraaf.
De indieners van de motie zijn van mening dat openbaar tentoongestelde kunst niet door iedereen hoeft te worden goedgekeurd en dat deze werken met een lokale oorsprong een verrijking zijn voor het stadhuis. „Over kunst mag iedereen van mening verschillen, maar de toegankelijkheid moet er wel zijn voor zo’n meningsverschil”, beaamde Frank Schaaij van de gelijknamige eenmansfractie.
De fracties begrepen het dillema van de wethouder, die zei ook oog te moeten hebben voor de klachten die binnen zijn gekomen. Diverse argumenten werden aangedragen. Waaronder dat ‘de kunst goedbedoeld is” de afgebeelde vrouwen gaven nadrukkelijke toestemming. Evenals het beperkt aantal klachten (De PVV vond het maar weinig). De VVD vond dat als je toezegt te exposeren je daaraan moet houden. De fractie van gemeentebelangen stelde de vraag waar de grens lag: Er staan hier twee regenboogbankjes. Als mensen daar klachten over hebben, gaan die dan ook weg?”
De wethouder zag volgens de berichtgeving de ‘bui en al hangen’ en reageerde gepikeerd “Wat ik jammer vind is dat ik hier van geen enkele partij begrip heb gehoord naar de mensen die zich niet prettig voelen bij deze kunst. Dat vind ik tekenend voor een zorgelijke ontwikkeling in de samenleving.”
Juiste besluit van de raad?
Om te beginnen is het interessant dat de raad unaniem achter de motie stond. De raad spreekt op grond van de gemeentewet namens de gehele bevolking van de gemeente, dus ook namens de mensen die aanstoot nemen aan de naaktportretten. Hun zienswijze is kennelijk niet tot de raad toe doorgekomen.
De indieners van de motie onderschrijven terecht dat kunst mag choqueren en dat daar ook meningsverschillen over mogen bestaan. Toegankelijkheid van kunst moet inderdaad gewaarborgd blijven. De hamvraag is echter of de publiekshal van een stadhuis de juiste plek is om te exposeren. De wethouder wijst er terecht op dat deze ruimte een andere primaire functie heeft. Dat betekent ook – zoals ik hierboven stelde – dat de wethouder de ruimte nooit als expositieruimte had moeten bestempelen.
Maakt het uit dat de kunst’ goedbedoeld’ is? Feitelijk niet. De klagers nemen aanstoot aan het afgebeelde naakt en niet aan de intenties van de kunstenaar. Dat zou een hele andere discussie zijn.
De vraag van gemeentebelangen waar men de grens trekt is natuurlijk essentieel. Abstracte, symbolische uitingen als regenboogbankjes zullen minder snel schokken dan expliciete, figuratieve uitingen. Het blijft wel een arbitraire grens om te trekken, waar ook de raad een belangrijke rol inspeelt. Als vertegenwoordiging van de gemeenschap bepalen die ook waar grenzen liggen. In sommige gemeenten zullen (onschuldig ogende) regenboogbankjes ook op grote bezwaren stuiten.
In dat opzicht is de opmerking van de wethouder terecht dat alle partijen heel eenvoudig over de bezwaren van de klagers heenstappen. In een democratie hoort ook ruimte en aandacht te zijn voor de belangen van minderheden en individuen.
In het geval van naakt is het nou eenmaal een gegeven dat er een minderheid is die daar om uiteenlopende redenen aanstoot aanneemt en dat er consensus is dat kinderen er niet aan ‘blootgesteld’ hoeven te worden. De discussie of dat bekrompen dan wel doorgeslagen woke is, is er één die gevoerd kan worden in de raad. Als het gaat om de inrichting van een ruimte waar elke bewoner toegang toe moet krijgen, is men er als bestuur wel aangebonden rekening te houden met de minderheden. Los van wat de eigen opvattingen zijn.
Wat denk jij dat Nederland nodig heeft?
Wat mij betreft een heldere en realistische kijk op gemeentelijk beleid.
In mijn nieuwsbrief vind je unieke inkijkjes in de Amsterdamse politiek en blijf je op de hoogte van relevante ontwikkelingen op het gebied van participatie en bestuurskunde. Lees je iets dat je interessant vindt? Laat mij het dan weten!
Schrijf je in voor mijn nieuwsbrief via onderstaand formulier:
Laurent Staartjes
Amsterdammer. Socioloog. Bestuursrechtjurist. Gek op koken, squashen en musea. Ik blog over lokale politiek, staatsrecht en de kunst van verhalen vertellen.
Volg mij op Twitter of lees meer over mij.