De kogel is door de kerk. Het kabinet gaat onderzoeken of fastfoodketens eenvoudiger door gemeenten geweerd kunnen worden in het kader van het creëren van een gezonde voedselomgeving. Een denktank van het CDA wil nog verder gaan: fastfoodrestaurants zouden verboden moeten worden voor kinderen. Beide plannen zijn een teken van deze tijd: de strijd tegen obesitas gaat een nieuwe fase in.
De reacties op het plan van het wetenschappelijke bureau van het CDA liegen er niet om. Op de sociale media brak een halve volksopstand uit. De CDA fractie wist niet hoe snel zij afstand moesten nemen van het plan. Wel benadrukt het Kamerlid dat gezonde voedselomgeving een taak is voor de gemeenten:
In dit rapport staan goede voorstellen, zoals het aanpakken van reclames voor ongezond eten of meer ruimte voor gemeenten om fastfoodketens te reguleren. Hierover heb ik ook onlangs een column geschreven in @ndnl: https://t.co/UR8wKGcS4s. 23
— Anne Kuik (@AnneKuik) April 19, 2022
De wens om gemeenten meer ruimte te geven is niet nieuw. De juridische en bestuurlijke herkomst beschreef ik vorig jaar in een andere blog met de naam “mag de gemeente de komst van een snackbar verbieden?”
Afgelopen jaren is het voedselaanbod in steden flink veranderd. Het aanbod aan versaabieders (bakkers, slagers, groenteboeren etc.) is afgenomen dat van fastfood (snackbars) en lunchrooms (Dunkin Donut en Starbucks) flink toegenomen. Gemeenten roepen massaal om mogelijkheden om deze ontwikkelingen bij te kunnen sturen. Die wettelijke ruimte kan gecreëerd worden, maar dat is een politiek besluit.
De christelijke fracties (CDA en CU) in de coalitie lijken deze oproep te omarmen. Bekend is dat de liberale fracties kritischer zijn. In het regeerakkoord is opgenomen dat die ruimt er komt. Daarmee is er een Kamermeerderheid.
Ik ben als liberaal niet tegen deze ontwikkeling, maar roep gemeenteraden wel op zorgvuldig om te gaan met de (toekomstige) bevoegdheden. In deze blog licht ik enkele problemen toe.
De snelle groei van de fastfoodwinkels kent meerdere dimensies. Staatssecretaris Van Oostaijen (CU) vat de koe bij de hoorns:
“Er moet echt wat gebeuren, een op de zeven kinderen is nu te zwaar en het gaat de verkeerde kant op. In lagere sociale klassen is het zelfs een op de drie,” zegt Van Ooijen.
De sociale status van inwoners speelt volgens de staatssecretaris een rol bij overgewicht. Mensen met een lage ‘sociale economische status’ (SES) hebben vaker last van overgewicht dan mensen met een hogere SES. In gebiedskaarten van (stedelijke) gemeenten is duidelijk zichtbaar dat in de wijken met een relatief lage SES er verhoudingsgewijs meer aanbod is aan ‘ongezonde’ fastfood dan in andere wijken. Gemeente Rotterdam heeft hier onderzoek naar laten doen. (PDF)
Het kabinet zelf gaat geen maatregelen invoeren om fastfoodrestaurants. Het gaat om bevoegdheden die gemeenten kunnen inzetten. Het is dus het gemeentebestuur dat (mogelijk) kan bepalen waar wel en niet fastfood komt. Op dit moment kan de komst van een fastfoodketen naast een school of in een kwetsbare wijk niet verboden worden op grond van de voedselgezondheid. Gemeenten willen dit graag wel. Het weren van een specifieke keten kan de kwaliteit van de leefomgeving ten goede komen en inwoners van een gemeente een ongezonde verleiding besparen.
Ondernemersvrijheid
De vraag is of ingrijpen in de fysieke leefomgeving door de (ondernemers)vrijheid van Nederlanders ingrijpend te beperken oplevert wat men beoogt. Dat een gemeente wil sturen op de winkeldiversiteit is niet nieuw. In dit geval wordt niet zozeer het type horeca verboden, maar grijpt de gemeente in op basis van de menukaart. Een zaak waar men voornamelijk salades kan afhalen zou niet alleen wel moeten mogen, maar zelfs gestimuleerd moeten worden.
Ik schreef eerder het volgende over dat voornemen:
Snackbarren, pizzeria’s en donnerzaken dragen bij aan de obesogene omgeving maar bedienen een breed deel van de markt. Amsterdam afsluiten voor initiatieven van en voor minder kapitaalkrachtige bewoners past bij de tendens van de opkomst van hippe saladebarretjes voor vermogende millenials, maar vergroot de sociale ongelijkheid. Een snackbar is niet alleen bron van voedsel, maar ook een bron van werkgelegenheid, sociaal contact en een ondernemersdroom.
Voedselwetenschappers beargumenteren dat “de vrije voedselmarkt” bepaald wordt door het aanbod. In hun ogen is deze niet vrij, maar wordt deze gevormd door de marketing van grote ketens en productiemaatschappijen. Bedrijven die zo goedkoop mogelijke grondstoffen (vet, suiker en zout) om willen zetten in populaire, maar ongezonde producten. De aanwezigheid van goedkope, gefrituurde snacks bepaalt het consumentengedrag. Wil men dat mensen gezonder gaan eten, dan moet men snacks verbieden.
Tegelijkertijd kan men uit gesprekken met horeca-ondernemers in kwetsbare wijken opmaken dat het aanbod ook bepaald wordt aan de hand van de vraag. Een verse chiazaad-salade van 12€ kent in Amsterdam West wel een afzetmarkt maar in Nieuw-West niet. Met een verbod op fastfood in arme wijken verdwijnt niet zozeer ‘het ongezonde’ aanbod, maar feitelijk het volledige aanbod. Prijsbewust gezonde producten aanbieden is mogelijk, maar daar moet vraag naar zijn. Het is de vraag of een door de gemeente goedgekeurd alternatief ook economisch levensvatbaar is. Voedsel en cultuur is sterk met elkaar verbonden.
Beschavingsoffensief
De strijd tegen overgewicht kent een aanwijsbare medische en maatschappelijke noodzaak. Dat gemeenten dit massaal willen is goed verklaarbaar. Feitelijk is het een moderne variant van het beschavingsoffensief. Dit zorgt ervoor dat tunnelvisie op de loer ligt. Als het perspectief van voedselwetenschappers leidend wordt, dan bestaat de kans dat men geen oog meer heeft voor alle andere sociale, culturele en economische functies die horeca vervult in kwetsbare wijken.
Steden veranderen. Mensen doen hun boodschappen online of in de supemarkt (ook prijsbewuste consumenten) en gaan naar winkelgebieden als uitstapje. Om wat te eten, te drinken en elkaar te ontmoeten. Die tendens speelt mee waarom er meer Starbucksen en snackbarren zijn en minder groenteboeren.
Gemeenteraden die hiermee aan de slag willen gaan moeten die belangen goed tegen elkaar afwegen. Een goedbedoeld initiatief om de kwaliteit van de voedselomgeving te verbeteren kan een ongewenst gevolg hebben: het sluit de mensen die in economisch opzicht het moeilijkst meekomen verder uit van het economisch verkeer en het dagelijks leven.
Wat denk jij dat Nederland nodig heeft?
Wat mij betreft een heldere en realistische kijk op gemeentelijk beleid.
In mijn nieuwsbrief vind je unieke inkijkjes in de Amsterdamse politiek en blijf je op de hoogte van relevante ontwikkelingen op het gebied van participatie en bestuurskunde. Lees je iets dat je interessant vindt? Laat mij het dan weten!
Schrijf je in voor mijn nieuwsbrief via onderstaand formulier:
Laurent Staartjes
Amsterdammer. Socioloog. Bestuursrechtjurist. Gek op koken, squashen en musea. Ik blog over lokale politiek, staatsrecht en de kunst van verhalen vertellen.
Volg mij op Twitter of lees meer over mij.