Op weg naar een besluit over ons stelsel

Volgende week neemt op 1 juni 2021 het college een besluit over het hoofdlijnenbesluit bestuurlijk stelsel. In het artikel “Het einde van de traditionele stadsdeelpolitiek” zoomde ik in op enkele aspecten van het voorgenomen besluit. Ik voorspelde toen dat stadsdeelpolitiek hoe dan ook minder traditioneel gaat worden. Wat een verbetering kan betekenen als de bestuurlijke cultuur dat dan ook wordt.

Afgelopen weken is er stevig gedebatteerd over de verschillende mogelijkheden. Ondanks dat er een breed draagvlak is voor aanpassingen, verschillende meningen nog vrij stevig t.a.v enkele fundamentele aspecten  In Stadsdeel West leidde dit er helaas toe dat wij niet tot een unaniem advies konden komen. Opmerkelijk genoeg kwamen binnen het debat alle knelpunten met het huidige stelsel wel duidelijk naar voren: als meningen en belangen botsen, moeten de spelregels glashelder zijn.

Voor iemand die niet alle tig documenten gelezen heeft is het heel lastig om te achterhalen waar de discussie over gaat. Waar gaat het dus volgende week precies over? In onderstaan kader is de hele voorgeschiedenis in diverse artikelen te vinden!

Nieuw bestuurlijk stelsel

Na evaluatie van het huidig bestuurlijk stelsel met stadsdeelcommissies en verlengd uitvoerend bestuur (in de vorm van DB) heeft de raad de voorkeur uitgesproken voor ‘Het stadsdeelplus scenario”. Dat betekent dat stadsdeelcommissies meer bevoegdheden krijgen en daarnaast krijgt het hele stadsdeelbestuur een duidelijke opdracht en taakstelling. Het streven is om van stadsdeelcommissies weer volwaardig democratische organen te maken. Er worden weer verkiezingen per stadsdeel uitgeschreven. 

Het probleem is dat de gemeentewet het niet mogelijk maakt om een volwaardig democratisch orgaan in te richten, terwijl dit wel de wens is van de Amsterdamse raad. Er moet daarom een juridische kunstgreep uitgehaald worden om een dergelijke entiteit (met controlerende en volksvertegenwoordigende taken en bevoegdheden) zo dicht mogelijk te naderen. Het college heeft meerdere smaken ontwikkeld en de voorkeur uitgesproken voor twee daarvan. In de praktijk gaat de discussie tussen B, C+ en D.

 

Model B

Er worden twee bestuurscommissies (art 83 Gemw) ingericht. Een benoemd door college (DB) en de andere gekozen via verkiezingen en ingesteld door de raad (SDC). De commissies zijn gelijkwaardig aan elkaar maar hebben aparte taken en bevoegdheden. Via afspraken (vastgelegd onderling en in de verordening) verantwoord DB zich aan de SDC.

Model C+

Er wordt één bestuurscommissie ingericht en SDC leden kiezen uit hun eigen gelderen (model C) of van buiten de commissie (model C+) de Dagelijks Bestuurders. Er is dan nog steeds sprake van verlengd bestuur, maar DB’ers kunnen ook van niet coalitiepartijen komen als SDC dat wenst.

Model D

Er wordt één bestuurscommissie ingericht en DB wordt benoemd (in samenspraak met SDC) door het college. SDC en DB delen verantwoordelijkheid over besluiten en taken en DB neemt besluiten in mandaat van de bestuurscommissie. SDC kan mandatering weer ontnemen.

 

In mijn vorige blog betoogde ik al dat er feitelijk maar één keuze is: model D. Dit is het enige model dat recht doet aan de wens om SDC weer tanden te geven en een bestuurlijke samenwerking mogelijk maakt. Die opvatting wordt niet door iedereen gedeeld. Er is vanuit de stadsdelen ook een lobby ontstaan voor model C+. Model C+ lijkt namelijk het meest op de situatie van de oude stadsdelen en wordt door enkele fracties zeer gewenst. Het betekent dat bestuurders weer door stadsdeelcommissieleden zelf gekozen worden en niet meer worden benoemd door het college. Probleem hiermee is dat verlengd bestuur daardoor (zeer) ingewikkeld wordt en dat maakt dat model praktisch onhaalbaar. 

De situatie van Model D lijkt veel op die van 2014 – 2018. Met name Dagelijks Bestuurders waren toen niet heel tevreden over het monistisch karakter (zij stemmen mee met eigen besluiten) en Model B geeft veel meer zelfstandigheid aan Dagelijks bestuur. Om die reden hebben Dagelijks Bestuurders (zoals in West) hun voorkeur uitgesproken voor model B. 

Staatsrechtelijke problemen

Model B levert enkele staatsrechtelijke interessante problemen op:

(1) Stadsdeelcommissie wordt ingesteld door de gemeenteraad en legt verantwoording af aan de raad.

In de beoogde structuur van model B leggen leden van de stadsdeelcommissie verantwoording af aan de gemeenteraad en het DB aan het college. Dit komt omdat DB en SDC gelijkwaardige organen zijn die in beginsel niet aan elkaar maar aan het orgaan waardoor zij zijn ingesteld (en in wiens naam zij besluiten nemen) verantwoording afleggen. 

De SDC oefent bevoegdheden uit, namens de raad, omdat er sprake is van mandatering.  Het is logisch dat de raad dan toezicht wil uitoefenen op wat de SDC – in zijn naam – uitspookt. Mochten die besluiten om een reden niet deugen dan moet er opgetreden worden. Dat lijkt logisch maar tegelijkertijd is het natuurlijk “knettergek” dat gekozen volksvertegenwoordigers andere gekozen volksvertegenwoordigers (met eigen politiek mandaat en programma) gaan controleren en lastigvallen terwijl de instantie die ze zouden moeten controleren (het uitvoerend bestuur) geen verantwoording aan de volksvertegenwoordiging hoeft af te leggen.

Wat van het bovenstaande het voordeel is? Dat is volgens de opstellers “aan het oordeel van de raad.” Ik zie de voordelen niet maar wel een heleboel problemen. 

(2) Afspraken tussen Dagelijks Bestuur en Stadsdeelcommissie

In Model B wordt er voor gekozen om de verhouding tussen Dagelijks Bestuur en Stadsdeelcommissie maar beperkt formeel te regelen in een verordening (er bestaat geen directe, formele relatie tussen beide) maar erop te rekenen dat beide gelijkwaardige entiteiten (zie 1) tot afspraken kunnen komen. Dat betekent dat stadsdeelcommissies flink moeten gaan investeren in het vormgeven van dat raamwerk aan afspraken voordat zij hun werk kunnen doen.

De pech is dat de positie van de stadsdeelcommissie relatief zwak is en dat verandert niet als de relatie “gelijkwaardig” wordt. Het “budgetrecht” (over het door de raad toegekende gebiedsbudget) ligt bij het Dagelijks Bestuur. Voor de uitvoerende taken (waar het op stadsdeelniveau echt om gaat) is het  DB in beginsel niet afhankelijk van de steun van een SDC. Instemming is meer een bijkomstigheid. Dat betekent dat participerende, gekozen bewoners een heleboel meningen en gedachten kunnen hebben – over het een of ander – zonder dat ambtenaren en bestuurders daar te veel energie aan hoeven te besteden als het niet goed uitkomt.

Op dit moment zijn SDC’s ook al een groot deel van hun actieve tijd kwijt aan… met elkaar praten over zichzelf en hun relatie met het DB. De grote makke als er feitelijk niets geregeld wordt en alles gebaseerd is op onderlinge afspraken. In Amsterdam West zijn wij jaren van werkgroepen, sessies en doorontwikkelprogramma’s eindelijk zo ver dat we aan de slag kunnen maar volgend jaar gaat het stelsel dus weer op de schop.

Het zou voor de hand liggen om – net als in model D – beide bestuurscommissies niet van elkaar te scheiden maar dezelfde bestuurlijke verantwoordelijkheid te laten dragen en afspraken vooraf al vast te laten leggen zodat er geen onduidelijkheid over bestaat. 

Analyse: waarom model B?

In het stadsdeeladvies van Amsterdam West hebben wij nadrukkelijk onze voorkeur uitgesproken voor model D (met meerderheid van de stemmen) en expliciet onze afkeur voor model B. Toch is het goed mogelijk dat er volgende week voor model B gekozen wordt. Het versterkt de positie van het DB aanzienlijk, geeft de illusie dat de positie van de SDC “gelijkwaardig” wordt (en gelijkwaardigheid vindt iedereen mooi) en zorgt er tegelijkertijd voor dat gekozen volksvertegenwoordigers geen brokken kunnen maken. Hun inbreng blijft vrijblijvend. Als het hout snijdt wordt het overgenomen en anders gewoon genegeerd.

Vanuit bestuurlijk oogpunt zijn dat aanlokkelijke en overtuigende argumenten. Het legt tegelijkertijd wel een bom onder de belofte dat bewoners in stadsdelen weer meer te vertellen krijgen. Het is aan de raad om een oordeel erover te vellen en hopelijk te kiezen voor het wel functionerende model D.

Mocht de raad wel kiezen voor model B dan betekent dat eveneens dat de raad er een nieuwe, zware taak bij heeft. Zij moeten in de gaten houden of alle stadsdeelcommissies geen rare besluiten nemen in de naam van de raad. Mocht de SDC in West besluiten dat er – binnen de stedelijke kaders – ergens wel of geen ruimte voor woonboten wordt opgenomen, dan kan de raad daar nog op aangesproken worden. om dit te voorkomen moet de raad met alle afzonderlijke SDC’s (zeven stuks!) afspraken gaan maken hoe de relatie vorm krijgt. Lijkt mij heel vermoeiende manier van werken, maar misschien dat de nu al overspannen Amsterdamse raad dat wenselijk acht. 

Wat denk jij dat Nederland nodig heeft?

Wat mij betreft een heldere en realistische kijk op gemeentelijk beleid. 

In mijn nieuwsbrief vind je unieke inkijkjes in de Amsterdamse politiek en blijf je op de hoogte van relevante ontwikkelingen op het gebied van participatie en bestuurskunde. Lees je iets dat je interessant vindt? Laat mij het dan weten!

Schrijf je in voor mijn nieuwsbrief via onderstaand formulier:


    Laurent Staartjes

    Amsterdammer. Socioloog. Bestuursrechtjurist. Gek op koken, squashen en musea. Ik blog over lokale politiek, staatsrecht en de kunst van verhalen vertellen. 

    Volg mij op Twitter of lees meer over mij.

     

    Geef een antwoord

    Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *