In de Trouw (link) staat een opinie van Jan Snijders en Jan Smelik. Zij reageren op het proefschrift van Hiska Ubels. Zij concludeert in haar proefschrift dat vernieuwende vormen van zelfbestuur ook minder rooskleurige kanten hebben, die ten onrechte onderbelicht zijn gebleven. Initiatieven hebben vooral een positief effect op de zelfsturingscapaciteit en burgerkracht van een kleine groep direct betrokken inwoners.
Onderzoek wijst uit dat participatieve democratie voornamelijk ‘de participatie-elite’ (hoopgeleide mannen) bedient en leidt tot de ‘participatie paradox’. Het vergroot de sociale ongelijkheid eerder dan dat deze verkleind wordt.
Snijders en Smelik – beide actief in het zelfbestuur – geven weerwoord. Prima als gemeenten eindverantwoordelijkheid willen dragen, maar daar wordt niet om gevraagd. Gemeenten zijn in hun ogen te afwachtend. Trekkers met draagvlak en verantwoordelijkheidsgevoel zijn juist nodig. Het mag deze actieve burgers juist makkelijker gemaakt worden. Sterker nog. De auteurs betogen zelfs dat “de toekomst van de democratie bij de actieve burgers ligt”.
En juist die stelling maakt duidelijk wat het probleem is met de wens om meer zelfbestuur.
Heilloze discussie
De auteurs maken zonder meer een belangrijk punt. De participatiesamenleving is erop ingericht om mondig en zelfstandige bewoners de ruimte te geven om zelf oplossingen aan te dragen. De gemeente heeft daar een belangrijke rol in. En ja, het is geen dwarsdoorsnede van de samenleving die de kar gaat trekken.
Maar zij stappen wel heel gemakkelijk over de kritiek uit de wetenschappelijke hoek als het gaat om de claim op het openbaar bestuur die door actieve burgers gedaan wordt.
De toekomst van de democratie ligt niet bij ‘de actieve burgers’. Er daar mogen we heel blij mee zijn.
Voor mij heeft dat een principiële dimensie. Democratie is gebaseerd op de premisse dat elke burger gelijkwaardig is en gelijke invloed heeft op degenen die hem of haar besturen. De representatieve democratie voldoet aan die premisse. De participatieve democratie in de vorm van collectieven die zelfbesturen niet. Die zijn in hun aard exclusief.
Maar het is ook pragmatisme. De staatsrechtelijke waarborgen en checks and balances waar onze democratie mee is ingekleed ontbreken binnen de participatieve democratie totaal. Ja, dat maakt de besluitvorming soms makkelijker maar burgers worden beschermd door die waarborgen. Die bescherming kan je niet laten vallen.
Representatieve democratie
En maakt het eigenlijk uit?
Een krachtig en bruisend maatschappelijk middenveld vormt geen vervanging noch een bedreiging voor onze representatieve democratie. Die twee moeten juist naar elkaar bestaan. En dat doen zij in de praktijk ook.
Waarom willen al die democratievernieuwers dan perse dat zelfbestuur de toekomst van de democratie wordt? We hebben een decennium lang geëxperimenteerd met participatieve democratie en onderzoek gedaan en de conclusie die nu wel getrokken kan worden is dat zelfbestuur weinig successen heeft opgeleverd.
Nee. Niet omdat gemeenten “niet durven loslaten” of “te terughoudend” zijn maar omdat er participatief besturen vaak het wiel opnieuw uitvinden is.
In het uitstekende essay “nieuwe lokale democratie: goed bedoeld maar ondoordacht” noemen Solke Munneke en Annemarie Kok precies de juiste bezwaren. Zij noemen eveneens terecht dat de unieke leefkwaliteit in ons land – vrede, vrijheid, welvaart – nu juist te danken is aan de wisselwerking tussen enerzijds gekozen en benoemde politici en hun ambtenaren, en anderzijds politieke partijen, belangengroepen, vakbonden, buurtcomités, journalisten, adviescolleges, werkgevers, deelnemers aan publieke debatten. Al deze organisaties/burgers leveren voortdurend perspectieven aan die voor het proces van politieke besluitvorming van betekenis kunnen zijn.
Bij het realiseren en het faciliteren van maatschappelijke initiatieven en ondernemingen heeft de raad uiteindelijk het laatste woord en de eindverantwoordelijkheid. Actieve burgers spelen een belangrijke rol in ons democratisch bestel omdat zij perspectieven en oplossingen aandragen, maar vormen daarmee niet meteen de toekomst.
Particuliere initiatieven kunnen veel maatschappelijke waarde toevoegen. In sommige gemeenschappen zelfs een essentiële rol hebben binnen de lokale samenleving. De gemeente moet faciliteren maar ook begrenzen. Zij mag haar taken & verantwoordelijkheden niet zo maar uit handen geven.
De rol van de raad
De raad kan wel kaders opstellen en middelen beschikbaar maken waar binnen in maatschappelijk initiatief alle ruimte krijgt om te vernieuwen en uit te dagen. Alleen blijft er dan altijd sprake van een (scheve) machtsverhouding met de raad. En dat is prima want dan is de legitimiteit ook gewaarborgd. Zelfbestuur (de hoogste trede op de participatieladder) blijft daarmee is een ideologisch streven. Geen realistisch of wenselijk doel.
De tijd en energie die door duizenden democratiehervormers gestoken wordt in deze doodlopende weg had ook gestoken kunnen worden in wat de kracht is van het maatschappelijk middenveld: perspectieven aanbieden en oplossingen realiseren voor concrete uitdagingen.
Wat denk jij dat Nederland nodig heeft?
Wat mij betreft een heldere en realistische kijk op gemeentelijk beleid.
In mijn nieuwsbrief vind je unieke inkijkjes in de Amsterdamse politiek en blijf je op de hoogte van relevante ontwikkelingen op het gebied van participatie en bestuurskunde. Lees je iets dat je interessant vindt? Laat mij het dan weten!
Schrijf je in voor mijn nieuwsbrief via onderstaand formulier:
Laurent Staartjes
Amsterdammer. Socioloog. Bestuursrechtjurist. Gek op koken, squashen en musea. Ik blog over lokale politiek, staatsrecht en de kunst van verhalen vertellen.
Volg mij op Twitter of lees meer over mij.