Er wordt in Den Haag veel over de “boze burger” gesproken maar zelden met. Hoe kan het openbaar bestuur beter leren omgaan met politiek onbehagen binnen de samenleving? Om die vraag te beantwoorden heb ik in oktober een collegereeks over “de boze burger”gevolgd. Verschillende sociologen, politicologen en historici deelden hun inzichten. Deze zijn te vinden in de bundel #Woest van de Raad voor Openbaar Bestuur (ROB. De colleges zijn ook terug te luisteren.
De centrale les uit de bundel is dat de overheid zich kan voorbereiden op de verontwaardiging van burgers en mogelijk zelfs haar voordeel hiermee kan doen als zij deze onbevreesd tegemoet treedt. De uitdaging daarbij is dat de overheid zich kwetsbaar en zelfkritisch moet durven opstellen als de situatie daar om vraagt, maar dat zij tegelijkertijd daadkrachtig dient te blijven staan en strijden voor de kernwaarden van de democratische rechtsstaat.
In deze blog deel ik de belangrijkste inzichten die ik heb opgedaan uit deze collegereeks.
Les 1: Politiek onbehagen is van alle tijden.
Door de jaren heen maakt een ‘steady’ 60% van de samenleving zich zorgen over welke richting het opgaat. Een kleine 5% is daarnaast echt boos op de politiek. Of politiek onbehagen lokaal of nationaal escaleert is afhankelijk van verschillende factoren waar vaak moeilijk invloed op uit te oefenen is. De context speelt mee. In 1917 was de hongersnood in Amsterdam (vanwege de Eerste Wereldoorlog) aanleiding tot het aardappeloproer, en in 2017 werd Rotterdam opgeschrikt door rellen naar aanleiding van de Turkse verkiezingen. Grote nationale uitingen van onvrede hebben vaak een internationale aanleiding. De aanleiding is vaak lastig te sturen, maar het openbaar bestuur kan zich wapenen tegen escalatie.
Dat politiek onbehagen van alle tijden is, betekent ook dat in ‘rustige tijden’ het openbaar bestuur zich voor kan bereiden op de ‘rumoerige tijden’ die veelal zonder waarschuwing (als een storm) de kop op kunnen steken. Als signalen van onrust tijdig worden opgepikt, kan escalatie met minder moeite worden voorkomen.
Les 2: mensen keren zich af van het politieke midden
Populistische retoriek gedijt goed bij een hoog anti-establishment gevoel, maar dat is geen reden waarom mensen massaal zich afzetten tegen de status quo. Een individu stapt niet van de één op de andere dag over van het politieke midden naar de politieke flanken. Roy Kemners heeft in kaart gebracht welke carrière teleurgestelde kiezers maken en dit in een mooie animatie laten zien:
https://youtu.be/7oX4c_sxugI
In het kort: als mensen zich zorgen maken over bepaalde ontwikkelingen (klimaat, immigratie, islam etc.) gaan zij op eigen onderzoek uit en zullen ze eerst proberen met hun bevindingen naar gevestigde partijen te gaan. Als die afwijzend reageren op deze inzichten, staan mensen open voor de uitgestoken hand van de flanken die deze opvattingen wel omarmen. Politici die afkeurend reageren op ‘complottheorieën’ of ‘alarmisten’ uit de achterban, zetten daarmee ook een proces van uitsluiting in werking. Erkenning van de zorgen bij de achterban hoeft niet direct te leiden tot bevestiging ervan.
Politiek onbehagen hoeft ook niet te leiden tot politieke apathie. Teleurstelling over het politieke midden kan juist leiden tot een sterkere behoefte om zich politiek te uiten of actief te worden. De opkomst van nieuwe, uitgesproken partijen past in die ontwikkeling. Of dat problematisch is, is maar de vraag. Voor de democratie wordt het pas link als antidemocratische partijen beter om weten te gaan met de woede, dan democratische partijen.
Les 3: de onvrede erkennen is het begin van de oplossing
Vanuit een formeel en bestuurlijk perspectief gezien maken inwoners zich soms onterecht zorgen. Gevoelens van onbehagen zijn echter altijd subjectief. Zelfs als er door het bestuur formeel correct gehandeld is, kunnen inwoners het gevoel hebben dat hen door de overheid of door de samenleving groot en ernstig onrecht is aangedaan. Het handelen van de één kan door de ander (onbedoeld) heel anders worden opgevat.
Het erkennen en benoemen van de zorgen van de ander door het openbaar bestuur of door politici, maakt het mogelijk dat een conflict tussen burger – overheid of burgers onderling kan leiden tot een versterking van de democratie in plaats van een bedreiging. Men hoeft het niet eens te worden, als men de positie van de ander wel op waarde weet te schatten.
Les 4: oplossing moet uiteindelijk vanuit de samenleving zelf komen
Het kanaliseren van volkswoede of politiek onbehagen kan de start vormen van een belangrijke maatschappelijke verandering. Amateurisme leidt zelden tot mooie resultaten en soms tot chaos en escalatie. Medestanders zoeken en op een constructieve manier samenwerken is de sleutel tot succes. In een geïndividualiseerde samenleving is het minder vanzelfsprekend dat inwoners (goed georganiseerde) collectieven vormen om hun belangen kenbaar te maken of te verdedigen. De collectieven die wel ontstaan en over een zekere mate van professionaliteit beschikken zijn relatief invloedrijk.
De overheid kan deze collectieven niet vormen. Als inwoners hun onbehagen om willen zetten in een constructieve oplossing, zullen zij zelf tot verbondenheid moeten komen.
Conclusie
De lessen hebben met elkaar gemeen dat boze burgers geen bedreiging vormen, maar juist belangrijk zijn voor de democratie. Als je ergens om bekommert of je onrechtvaardig behandeld voelt dan kom je in actie. Dat kan via de politiek, het internet of op andere wijze. Het openbaar bestuur kan door allerlei omstandigheden onvrede niet voorkomen, maar heeft wel de (democratische) grenzen bewaken om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen. Inwoners die ontevreden zijn en een maatschappelijke verandering beogen doen er goed aan om hun ontevredenheid om te zetten in een constructieve beweging. Samen op zoek gaan naar een oplossing levert meer op dan in je eentje het gevecht met de bierkaai aan willen gaan.